Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4037

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw

Ambtenaren - Evaluatiecyclus - Negatieve eindvermelding

ambtenaar
overheidsapparaat
beoordeling van het personeel

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
28/12/2011Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3583

Vraag nr. 5-4037 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie bepaalt dat het beschrijvend evaluatieverslag geen eindvermelding omvat, behalve in het geval dat de evaluator oordeelt dat de geëvalueerde de vermelding "onvoldoende" verdient (art. 19). Een evaluatieverslag kan volgens het koninklijk besluit slechts een eindvermelding "onvoldoende" vermelden wegens manifest ondermaats functioneren van de geëvalueerde. De eindvermelding "onvoldoende" wordt bovendien onderbouwd (art. 20).

Een eerste vermelding "onvoldoende" houdt volgens het koninklijk besluit een waarschuwing en een uitnodiging tot beter functioneren voor de vastbenoemde ambtenaar in. De evaluator en zijn functionele chef kunnen aan de verantwoordelijke van de stafdienst Personeel en Organisatie van de betrokken federale overheidsdienst ook voorstellen de geëvalueerde over te plaatsen. Deze wordt daarvan verwittigd. De duur van de evaluatieperiode die volgt op de toekenning van de eerste vermelding "onvoldoende" wordt bepaald door het Directiecomité en bedraagt ten minste zes maanden. Indien binnen de drie jaar na de eerste vermelding "onvoldoende" een tweede vermelding "onvoldoende" volgt, wordt een voorstel tot ontslag gedaan aan de benoemende overheid (art. 21).

Het koninklijk besluit bepaalt verder dat de ambtenaar, per aangetekende brief, een beroep kan instellen bij de in zijn federale overheidsdienst opgerichte raad van beroep, binnen vijftien kalenderdagen na betekening, per aangetekende brief, van de eerste vermelding "onvoldoende". Dat beroep is opschortend (art. 22). Tegen de tweede vermelding "onvoldoende" kan de ambtenaar eveneens, per aangetekende brief, een beroep instellen bij de in zijn federale overheidsdienst opgerichte raad van beroep binnen vijftien kalenderdagen na betekening, per aangetekende brief, van de tweede vermelding "onvoldoende". Dat beroep is ook opschortend (art 23). Het is uiteindelijk de benoemende overheid die besluit tot het ontslag wegens beroepsongeschiktheid (art. 26).

Het koninklijk besluit bepaalt ook dat aan de wegens beroepsongeschiktheid ontslagen ambtenaar een vergoeding wegens ontslag wordt toegekend. Deze vergoeding is gelijk aan twaalfmaal de laatste maandbezoldiging van de ambtenaar indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan acht maal of zes maal deze bezoldiging naargelang de ambtenaar tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft (art. 27).

Voor personeelsleden aangeworven met een arbeidsovereenkomst bepaalt het koninklijk besluit dat wanneer het beschrijvend evaluatieverslag wordt afgesloten met een eindvermelding "onvoldoende", er een einde wordt gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (art. 28).

In dit kader een aantal vragen:

1) Beschikt de geachte minister/de geachte staatssecretaris over cijfergegevens voor de periode 2008 tot en met de eerste helft van 2011 betreffende het aantal keer dat een eerste (en tweede) onvoldoende werd vermeld op een evaluatieverslag in de diensten onder zijn of haar bevoegdheid? Welke factoren speelden een doorslaggevende rol bij die negatieve evaluaties? Hoeveel waarschuwingen gingen hieraan vooraf?

2) Kan hij/zij meegeven hoeveel personen in dezelfde periode na een eerste onvoldoende werden overgeplaatst, waarom en waarheen?

3) Wat was de gemiddelde duur van de evaluatieperiode volgend op de toekenning van de eerste onvoldoende? Welke factoren spelen een rol bij de bepaling van die termijn?

4) Wanneer het verslag van de beschrijvende evaluatie tot een vermelding 'onvoldoende' leidt, wordt deze door de evaluator en zijn functionele chef, alsook desgevallend door het personeelslid wettelijk tweetalig ondertekend. Wat zijn de mogelijke gevolgen wanneer de ambtenaar zijn negatieve evaluatie weigert te ondertekenen?

5) Hoe vaak werd in dezelfde referentieperiode een beroep ingesteld tegen een eerste en tweede vermelding onvoldoende, en op welke gronden? Werden die negatieve evaluaties in beroep bevestigd of niet? Zo niet, op welke gronden? In hoeveel/welke gevallen wijkt de voorzitter van het Directiecomité af van het negatief advies van de raad van beroep en behoudt de ambtenaar uiteindelijk toch zijn negatieve evaluatie? Welke motivatie werd hieraan gegeven?

6) Hoeveel voorstellen van ontslag werden in dezelfde periode gedaan ten gevolge van een tweede vermelding onvoldoende binnen de drie jaar volgend op de eerste? Hoeveel werden er daarvan uiteindelijk besloten? Op welke gronden werd daar eventueel van afgezien of kreeg de ambtenaar dan een andere sanctie toegewezen? Zo ja, dewelke?

7) Wil de geachte minister/geachte staatssecretaris meedelen welk bedrag er in diezelfde periode werd toegekend aan de wegens beroepsongeschiktheid ontslagen ambtenaren?

8) Beschikt hij/zij over cijfergegevens voor dezelfde periode betreffende het aantal keer dat een einde werd gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst ten gevolge van een eindvermelding onvoldoende? Werden hier eveneens vergoedingen toegekend en voor welk bedrag?

9) Hoe ervaart hij/zij het feit dat er thans geen eindvermelding 'zeer goed', 'goed', 'voldoende' meer toegekend wordt in het evaluatieverslag, en dat enkel een onvoldoende duidelijk wordt vermeld? Wordt dit als een voor- of een nadeel beschouwd?

10) Acht hij/zij het verschil tussen statutaire en contractuele ambtenaren op dit vlak houdbaar en op grond waarvan? Of verkiest hij/zij een uniforme regeling voor alle ambtenaren ongeacht hun statuut?

Antwoord ontvangen op 28 december 2011 :

Wat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) betreft :

  1. Het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het ministerie van Landsverdediging, is vanaf 1 december 2004 in werking getreden wat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen betreft. Tussen januari 2008 en juni 2011 werd binnen het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) geen enkele eindvermelding "onvoldoende" toegekend.

  1. Bij gebrek aan gevallen met een eindvermelding "onvoldoende" is deze vraag zonder voorwerp.  

  1. Bij gebrek aan gevallen met een eindvermelding "onvoldoende" is deze vraag zonder voorwerp.  

  1. Wanneer een evaluatie tot een eindvermelding "onvoldoende" leidt, wordt het verslag van de evaluatie per aangetekende brief aan de geëvalueerde ambtenaar gestuurd, waarbij hij geïnformeerd wordt dat hij vanaf deze notificatie over 15 kalenderdagen beschikt om het verslag te ondertekenen en terug te sturen met zijn eventuele opmerkingen. Na deze termijn gaat de procedure, bij gebrek aan opmerkingen, gewoon door (vastleggen van een nieuwe evaluatieperiode van tenminste 6 maanden).  

  1. Tussen januari 2008 en juni 2011 werd geen enkel beroep ingesteld bij de voor het geheel van de Instellingen van Openbaar Nut opgerichte Kamer van Beroep.  

  1. Bij gebrek aan gevallen met een eindvermelding "onvoldoende" is deze vraag zonder voorwerp.  

  1. Bij gebrek aan gevallen met een eindvermelding "onvoldoende" is deze vraag zonder voorwerp.  

  1. Tussen januari 2008 en juni 2011 kende het FAVV geen enkel geval van ontslag ten gevolge van het toekennen van een eindvermelding "onvoldoende". Op deze basis werd dus geen enkele ontslagvergoeding betaald.  

  1. De afwezigheid van tussenvermeldingen ("zeer goed", "goed", "voldoende") moet als een voordeel worden beschouwd, in de zin dat de medewerker ofwel ongeschikt blijkt voor zijn functie, en hij zal in dat geval een eindvermelding "onvoldoende" krijgen, ofwel kan hij zijn functioneren nog verbeteren, en in deze veronderstelling is de eindvermelding van de evaluatie van weinig belang ("zeer goed", "goed", "voldoende").  

  1. Deze vraag valt onder de bevoegdheden van mijnheer de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en de Moderniserig van de Openbare Diensten en ik verwijs het geachte lid dan ook naar hem .  

Wat het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB) betreft : 

1. Er werd bij het BIRB geen enkele onvoldoende op een evaluatieverslag ingeschreven. 

2. tot 8. Door het negatieve antwoord op vraag 1 zijn de vragen 2 tot en met 8 zonder voorwerp. 

9. De afwezigheid van tussenvermeldingen ("zeer goed", "goed", "voldoende") moet als een voordeel worden beschouwd, in de zin dat de medewerker ofwel ongeschikt blijkt voor zijn functie, en hij zal in dat geval een eindvermelding "onvoldoende" krijgen, ofwel kan hij zijn functioneren nog verbeteren, en in deze veronderstelling is de eindvermelding van de evaluatie van weinig belang ("zeer goed", "goed", "voldoende").  

10. Deze vraag valt onder de bevoegdheden van mijnheer de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en de Moderniserig van de Openbare Diensten en ik verwijs het geachte lid dan ook naar hem. 

Wat het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA) betreft : 

1. In de periode 2008 tot en met de eerste helft van 2011 werd er voor drie personen een eerste onvoldoende, en voor één persoon een tweede onvoldoende vermeld op het evaluatieverslag. 

Volgende factoren speelden een doorslaggevende rol bij die negatieve evaluaties :

Vooraleer over te gaan tot een negatieve evaluatiebeoordeling, gingen er meerdere mondelinge waarschuwingen vooraf. 

2. Er werden geen personen overgeplaatst tengevolge van een negatieve evaluatie. 

3. De gemiddelde duur van de evaluatieperiode volgend op de toekenning van de eerste onvoldoende bedraagt 1 jaar, en dit tengevolge de ontwikkelcirkels die jaarlijks plaatsvinden. 

4. Dit heeft zich niet voorgedaan. 

5. Er werd één keer een beroep ingesteld, het motief is bij het CODA niet gekend.

Het beroep werd niet behandeld omdat er geen beroepscommissie bestond. 

6. Er werd één keer tot ontslag overgegaan ten gevolge van een tweede vermelding onvoldoende. 

7. Niet van toepassing. 

8. Er werd één keer een einde gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst ten gevolge van een eindvermelding onvoldoende. 

9. De afwezigheid van tussentijdse vermeldingen ("zeer goed", "goed", "voldoende") moet als een voordeel worden beschouwd, in de zin dat de medewerker ofwel ongeschikt blijkt voor zijn functie, en hij zal in dat geval een eindvermelding "onvoldoende" krijgen, ofwel kan hij zijn functioneren nog verbeteren, en in deze veronderstelling is de eindvermelding van de evaluatie van weinig belang ("zeer goed", "goed", "voldoende").  

10. Deze vraag valt onder de bevoegdheden van mijnheer de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en de Moderniserig van de Openbare Diensten en ik verwijs het geachte lid dan ook naar hem. 

Wat de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie betreft : 

Wat betreft de FOD Economie, kleine of middelgrote onderneming (K.M.O.), Middenstand en Energie, verwijs ik het geachte lid naar het antwoord van mijn collega, de vice-eerste minister en de minister van Economie, Consumenten en Noordzee.  

Wat het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) betreft :

1. In de periode 2008 tot de eerste helft van 2011 werd in 2 gevallen een eerste “onvoldoende” vermeld op een evaluatieverslag. De factoren die een doorslaggevende rol speelden waren :

In beide gevallen gingen aan het evaluatiegesprek regelmatige functioneringsgesprekken vooraf. 

2. Eén persoon werd op eigen vraag overgeplaatst naar een andere dienst. 

3. De duur van de evaluatieperiode volgend op de toekenning van een eerste onvoldoende is 6 maanden. Deze termijn werd vastgesteld door de Directieraad. 

4. Niet van toepassing; beide ambtenaren hebben het evaluatieverslag "voor kennisneming en ontvangst" getekend. 

5. Tijdens de referteperiode werd geen beroep ingesteld. 

6. Tijdens de referteperiode werden geen voorstellen van ontslag gedaan. De ene ambtenaar heeft ondertussen zijn doelstellingen bereikt, voor de andere ambtenaar loopt de nieuwe evaluatieperiode van 6 maanden pas af in januari 2012. 

7. Niet van toepassing 

8. Niet van toepassing 

9. Zo lang er geen link is tussen de loopbaan en de vaststellingen in het kader van de ontwikkelcirkels, heeft het ontbreken van een andere eindvermelding dan "onvoldoende" weinig belang. 

10. Deze vraag valt onder de bevoegdheden van mijnheer de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en de Moderniserig van de Openbare Diensten en ik verwijs het geachte lid dan ook naar hem. 

Wat de DG Zelfstandigen van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid betreft : 

Wat de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid betreft, verwijs ik het geachte lid naar het antwoord van mijn collega, de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.