Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4013

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Kindermishandeling - Aantallen - Profielen van de daders en de slachtoffers - Maatregelen

kinderbescherming
huiselijk geweld
officiële statistiek
geografische spreiding

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-676

Vraag nr. 5-4013 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Kinderen die geconfronteerd worden met geweld in het gezin leven vaak in een omgeving waarin bedreigingen dagelijkse kost zijn. Het geweld brengt ook een reeks emoties en gevoelens met zich mee die een invloed uitoefenen. Kinderen die getuige en/of slachtoffer zijn van geweld kunnen bijvoorbeeld geïsoleerd geraken, omdat ze als gevolg van de situatie thuis geen activiteiten kunnen ondernemen die passen bij hun leeftijd, zoals vriendjes mee naar huis nemen, of omdat ze lichamelijk verwaarloosd worden.

Daardoor vallen ze uit de toon bij de andere kinderen. Maar ze kunnen ook geïsoleerd geraken doordat ze minder vlot zijn in de omgang met andere kinderen en volwassenen. Dergelijke kinderen beschikken ook over minder vaardigheden om problemen in relaties op te lossen. Ze kunnen zich verder moeilijk inleven in de gevoelens van anderen. Zij durven meestal niet of nauwelijks in opstand te komen tegen de ouder die hen mishandelt.

Kinderen zijn afhankelijk van hun ouders voor hun leven en overleven. Als er geweld wordt gebruikt van de ouder naar het kind, wordt het vertrouwen van het kind misbruikt. Dat eist zijn tol in de latere ontwikkeling van het kind. Jongeren die slachtoffer zijn van kindermishandeling kennen het begrip vertrouwen niet, volwassen die het in hun jeugd meemaakten weten niet hoe er mee om te gaan.

Tachtig procent van de situaties van kindermishandeling situeren zich volgens de onderzoeksgegevens in het gezin. Sommige omstandigheden maken de opvoedingstaak voor de ouders nog zwaarder. Denk bijvoorbeeld aan huilbaby's, te vroeg geboren baby's, drukke kinderen en gehandicapte kinderen. Kenmerkend voor dergelijke situaties is het feit dat de afhankelijkheid, het appèl van het kind naar de ouder nog groter is dan bij andere kinderen. Dit verhoogt de verantwoordelijkheid die ouders hierin (moeten) opnemen. Niet elke ouder is echter in de mogelijkheid of heeft de draagkracht om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Beschikt u, binnen uw bevoegdheden, over cijfergegevens betreffende kindermishandeling voor 2007, 2008, 2009 en 2010, opgesplitst per gewest en naar aard en ernst? Over hoeveel kinderen gaat het precies in voornoemde jaren? Wie waren de plegers van de mishandeling? Door wie werd de kindermishandeling gemeld?

2. Kan u meedelen in hoeveel gevallen er sprake was van een problematische opvoedingssituatie? Welk gevolg werd aan die klachten gegeven? Hoeveel zaken werden er ingeleid bij de jeugdrechtbanken? Tot hoeveel en welke veroordelingen heeft dit aanleiding gegeven? Kan u een gedetailleerde profielschets van de daders geven?

3. Beschikt u over cijfergegevens betreffende de zorg die aan slachtoffers van kindermishandeling werd gegeven in voornoemde periode? Om welke behandelingen gaat het precies? Met welke problematiek kampten de slachtoffers? Kan u een gedetailleerde profielschets van het slachtoffer geven?

4. Kan u, binnen uw bevoegdheidsdomein, aangeven welke maatregelen de afgelopen drie jaar werden genomen om aan de problematiek van kindermishandeling het hoofd te bieden? Acht u deze maatregelen voldoende of ziet u nog ruimte voor andere initiatieven en dewelke? Kan u uw antwoord motiveren?