Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-29

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 13 augustus 2010

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Auteursrechten - Billijke vergoeding - Lokale radio's

auteursrecht
lokale media

Chronologie

13/8/2010Verzending vraag
9/2/2011Antwoord

Vraag nr. 5-29 d.d. 13 augustus 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De berekening van de Billijke Vergoeding blijkt voor enkele lokale zenders bijzonder zuur op te breken. Zij blijken naar verluidt de dupe te zijn van een Koninklijk Besluit dat heeft bepaald dat eenmaal er luistercijfers bekend zijn omtrent een lokale radio deze in verhouding tot het aantal luisteraars moet betalen. Dit levert soms bijzonder hoge bedragen op die amateur radiostations onmogelijk kunnen betalen.

Normaliter betalen lokale radio's conform het Koninklijk Besluit hieromtrent vierhonderd euro forfait betalen. Als er geen luistercijfers bekend zijn, wat voor de meeste lokale radio's zo is, wordt een forfait gevraagd.

Sommige lokale radio's sloten zich echter aan bij een reclameregie met het oog op het optimaliseren van de reclame-inkomsten. Tengevolge deze overeenkomsten werden de luistercijfers via het CIM gemeten. Wat de lokale radio's echter niet wisten is dat de registratie bij het CIM inhield dat de Billijke Vergoeding op die cijfers wordt berekend en het forfait van 400 euro dus niet meer van toepassing is.

In 2008 waren er 120 lokale radio's waarvan er 110 niet in de CIM-enquête voorkwamen. Vijf zenders moesten duizend euro betalen, de andere vijf hadden zodanig veel luisteraars dat ze een groter bedrag moesten opbrengen. Het CIM heeft toen bergen kritiek gekregen en sindsdien worden de luistercijfers van lokale radiostations niet meer opgenomen in de enquête. Jammer genoeg kreeg alvast één lokale radio wel een gepeperde factuur voorgeschoteld op basis van de metingen van 2008. Nochtans geeft het CIM zelf aan dat gezien het kleine bereik van de lokale radio's de luistercijfers met de nodige terughoudendheid moeten worden geïnterpreteerd. Het desbetreffende inningkantoor stelt dat het niet anders kan dan het KB toe te passen.

Ik had dan ook volgende vragen voor de minister:

1) Hebt u weet van de problemen waarmee enkele lokale radio's worden geconfronteerd wat betreft de afrekening van de billijke vergoeding tengevolge de opname in de cijfers van het CIM in 2008 en kan u uw standpunt hieromtrent toelichten? Om hoeveel lokale radio's gaat het?

2) Kan u aangeven of uzelf en/of uw diensten bereid zijn stappen te ondernemen om te komen tot een oplossing die het voortbestaan van de desbetreffende vrije radio's vrijwaart? Zo ja, kan u dit gedetailleerd toelichten? Zo neen, waarom niet en welke andere oplossingen schuift u naar voor?

3) Heeft u reeds overleg gehad met de verschillende partijen? Zo ja, wat was hiervan het resultaat? Zo neen, bant u bereid de betrokken partijen te horen?

Antwoord ontvangen op 9 februari 2011 :

1, 2 en 3. Gelet op de nauwe verbondenheid van de verschillende vragen, worden de vragen gegroepeerd behandeld.

Volgens de informatie waarover ik beschik is de afrekening van de billijke vergoeding voor het jaar 2008 voor twee lokale radio’s problematisch. Zoals ik in het verleden reeds heb aangegeven ben ik van oordeel dat alle radio-omroepen, en dus ook onafhankelijke, vrije, lokale radio’s, een belangrijke sociale rol spelen. Het is dus niet de bedoeling om hun voortbestaan in het gedrang te brengen.

Wat de betaling van de billijke vergoeding voor het jaar 2008 betreft wordt er volgens de informatie waarover ik beschik, tussen de betrokken partijen gewerkt aan een evenwichtige oplossing. Ik zal deze problematiek van nabij opvolgen.

Wat de toekomst betreft, lijkt het mij aangewezen dat een diepgaande discussie plaatsvindt binnen de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (hierna “commissie artikel 42” genoemd) over tarieven van de billijke vergoeding verschuldigd door lokale radio’s. Evenwel dient aangegeven te worden dat men bij het bepalen van de huidige tarieven niet over een nacht ijs is gegaan.

De tarieven van de billijke vergoeding die verschuldigd zijn door de radio-omroepen, zijn immers vastgelegd in artikel 6 van de beslissing van 10 februari 2003 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de radio-omroepen. Deze beslissing werd genomen door de commissie artikel 42, en werd algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 9 maart 2003. Zij werd tevens aangevuld en gewijzigd met bepalingen uit de beslissing van 12 december 2005, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 21 december 2005. De commissie artikel 42 is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de vergoedingsplichtigen (zijnde onder meer de lokale radiozenders) en vertegenwoordigers van de betrokken beheersvennootschappen.

Er moet nog gepreciseerd worden dat artikel 6 van de beslissing bepaalt dat indien een lokale radio opgenomen is in de CIM-studie, het ‘ogenblikkelijk gewogen bereik’ als uitgangspunt wordt genomen voor de berekening van de billijke vergoeding en niet langer het forfaitaire minimumtarief. Wat de opname van lokale radio’s in de CIM-studie betreft, kan ik melden dat bij de vastlegging van de tarieven voor de billijke vergoeding door de commissie artikel 42, destijds lange onderhandelingen hebben plaatsgevonden, waarbij verschillende alternatieven werden onderzocht zoals het aantal luisteraars, de zendsterkte, de financiële middelen, enz. Het aantal luisteraars vormt voor de berekening van de tarieven onmiskenbaar een relevant gegeven. Evenwel zijn deze cijfers niet steeds beschikbaar voor alle lokale radio’s. De CIM-studie blijkt daarbij een van de weinige instrumenten te zijn om dit aantal luisteraars te bepalen. Aangezien echter niet alle lokale radio’s opgenomen zijn in deze studie, dient noodzakelijkerwijs voorzien te worden in een systeem van forfaitaire berekening, voor de radio’s die niet zijn opgenomen in deze studie.

Wat betreft het rekening houden met financiële middelen kan opgemerkt worden dat gezien de uiteenlopende juridische structuren waarbinnen de lokale radio’s georganiseerd zijn, er niet steeds objectieve, eenduidige en verifieerbare gegevens betreffende die financiële middelen van de lokale radio’s voorhanden zijn. Zo zijn, bijvoorbeeld, slechts zeer weinige lokale radio’s verplicht hun financiële gegevens te laten certifiëren door een commissaris.

Niettemin ben ik mij er van bewust dat wat de billijke vergoeding betreft die door de radio’s verschuldigd is, er voornamelijk bij enkele lokale radio’s enige bezorgdheden bestaan. Voor het jaar 2008 zal ik de problematiek zoals gezegd verder opvolgen. Wat de toekomst betreft ben ik van oordeel dat een discussie binnen de commissie artikel 42 zich opdringt.