Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2622

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 27 juni 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Wijzigingen van de bepalingen betreffende de studentenarbeid

jongerenarbeid
student

Chronologie

27/6/2011Verzending vraag
30/11/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-968

Vraag nr. 5-2622 d.d. 27 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

De hervorming van de studentenarbeid, die in werking treedt op 1 januari 2012, voorziet in een een contingent van vijftig arbeidsdagen per jaar met verminderde sociale bijdragen. Momenteel kan een student slechts gedurende twee periodes van 23 dagen per jaar werken verdeeld tussen juli-augustus en de rest van het jaar. Het bedrag van de afdrachten verschilt afhankelijk van de periode van het jaar gedurende dewelke de student werkt: 7,51% tijdens de zomervakantie en 12,51% gedurende de rest van het jaar. Vanaf 1 januari 2012 voorziet de hervorming in een periode van vijftig dagen per jaar met een eenvormige bijdrage van 8,13% om een budgettaire neutraliteit te behouden.

De arbeidsovereenkomst voor studenten, momenteel beperkt tot zes maanden, zal tot twaalf maanden worden uitgebreid, waardoor werkgevers een student gedurende een jaar één dag per weekend of tijdens de twee zomermaanden in dienst kunnen nemen.

De hervorming bevat bovendien een efficiënter controlesysteem, via een online teller, van de resterende dagen in het contingent. De raadpleging van het saldo van het contingent door de werkgever zal gebeuren met een strikte eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de student; enkel het resterende saldo zal toegankelijk zijn. De raadpleging van het resterende contingent zal kunnen gebeuren via een toegangscode die de student zal meedelen op de site van de RSZ. Er wordt voorzien in een sanctie bij overschrijding van het contingent door eenzelfde werkgever of indien de regels betreffende het contingent niet worden nageleefd.

De hervorming beperkt de studentenarbeid tot vijftig dagen, maar hoe is dat voor de werkgevers? Kunnen zij gedurende het jaar een beroep doen op verschillende studenten voor eenzelfde functie? Zo ja, vreest u dan niet dat de jobstudenten de plaats gaan innemen van lager gekwalificeerde werkzoekenden en dat aldus een deloyale concurrentie wordt gecreëerd tussen die categorieën van werknemers? Kunnen de studenten werken tijdens de weekdagen gedurende dewelke zij geen les hebben? Welke straffen zijn er voor de werknemers en de werkgevers die de contingenten van vijftig dagen niet respecteren?

Antwoord ontvangen op 30 november 2011 :

Vooraleer ik in concreto antwoord op uw vragen, zou ik willen verduidelijken dat de hervorming van de studentenarbeid gebaseerd is op twee pijlers.

Enerzijds het vereenvoudigen en flexibeler maken van de bestaande regeling door vanaf 2012 te voorzien in één periode van vijftig dagen waarvoor één bijdragepercentage geldt en anderzijds het invoeren van een systeem dat een sluitende controle van het contingent van vijgtig dagen mogelijk maakt.

Voor het overige werden de bestaande principes van de regeling voor studentenarbeid behouden.

1. Het klopt inderdaad dat er geen maximaal aantal dagen in hoofde van de werkgevers wordt vastgesteld. Een beperking in hoofde van de werkgever bestaat vandaag immers niet en zoals hierboven vermeld, was het niet de bedoeling van de hervorming om aan dit principe te raken. Werkgevers kunnen in theorie dus gedurende het hele jaar studenten tewerkstellen met toepassing van de voordelige solidariteitsbijdrage. De negatieve impact op de reguliere tewerkstelling dient volgens mij echter genuanceerd te worden aangezien studenten voornamelijk arbeid verrichten in periodes waarin ze zich niet moeten focussen op hun studies, namelijk de vakantieperiodes. Het aanbod aan goedkope arbeidskrachten zal buiten deze periodes dus niet van dien aard zijn om de reguliere arbeidskrachten significant te verdringen.

Daarenboven zijn studenten tijdens deze vakantieperiodes net een welkome oplossing voor de werkgevers omdat op die momenten hun gewone werknemers doorgaans met vakantie gaan. Bepaalde sectoren, zoals de horeca, worden daarnaast in die periodes ook nog geconfronteerd met een toename van hun activiteit.

2. De huidige regelgeving voorziet dat studenten enkel mogen werken “gedurende de periodes van niet verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstellingen”. Deze voorwaarde wordt uiteraard behouden. De eerste bekommernis van een student moet namelijk studeren zijn. Dit betekent dat studenten inderdaad kunnen werken op momenten dat ze geen colleges hebben.

3. Momenteel worden de normale bijdragen retroactief opgeëist indien de overschrijding zich voordoet wanneer de student is tewerkgesteld bij één enkele werkgever. Deze werkgever hoort immers te weten hoeveel dagen hij de student tewerkgesteld heeft.

Ingeval de student bij meerdere werkgevers prestaties heeft geleverd, worden voor alle prestaties die werden geleverd bij de werkgever die de overschrijding veroorzaakt heeft de normale bijdragen opgeëist. Aangezien de werkgevers echter tot op vandaag het beroepsverleden van de student niet kunnen kennen, wordt deze bepaling om billijkheidsredenen niet toegepast.

Om hieraan te verhelpen zal de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) vanaf 2012 een elektronische ‘teller’ ter beschikking stellen die de werkgevers zekerheid moet geven omtrent het beroepsverleden van de student.

Voortaan zullen dus in beide situaties de normale bijdragen retroactief geregulariseerd kunnen worden indien de werkgever niet uit eigen beweging vanaf de 51e dag de normale bijdragen aan de RSZ gestort heeft.

Uit het voorgaande blijkt dat enkel de werkgever gesanctioneerd wordt indien het contingent van vijftig dagen overschreden wordt. Enkel hij is immers ten opzichte van de RSZ verantwoordelijk om de correcte bijdragen te betalen. De werkgever mag de te regulariseren werknemersbijdragen achteraf dus niet bij de student recupereren.