Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2449

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Borstkanker - Screening - Limieten - Vals positieve resultaten

kanker
voorkoming van ziekten
Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg

Chronologie

31/5/2011Verzending vraag
7/11/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2449 d.d. 31 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In haar jaarverslag 2010 rapporteert het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) over de screening van borstkanker. Daarbij gewaagt dit verslag van meer mogelijke nadelen dan baten. Er wordt jaarlijks en gemiddeld ongeveer bij 1 600 vrouwen tussen veertig en negenenveertig jaar borstkanker vastgesteld. Een systematische screening per jaar bij alle 800 000 vrouwen in deze cohorte, zou eveneens jaarlijks ongeveer vierentwintig levens redden, wat hoe dan ook een belangrijk aantal is. Uiteindelijk bereikt men momenteel ongeveer 360 000 vrouwen. Deze getallen relativeren uiteraard het effect.

Anderzijds wijst het KCE op de stralingsgevaren bij mammografieën. Deze zou tot veertig extra gevallen van kanker leiden en zestien overlijdens veroorzaken. Daarnaast blijft er een groot probleem bij het interpreteren van de mammografieën. Op 300 000 mammografieën zullen er enkele duizenden worden geconfronteerd met een vals positief resultaat, met alle tragische gevolgen van dien. Deze valse alarmen brengen veel angst en spanningen met zich mee. Onderzoekers berekenden dat als een veertiger elk jaar een mammografie ondergaat, een op de twee minstens eenmaal wordt geconfronteerd met een vals positief resultaat!

Onder andere daarom beveelt het KCE de opsporing va borstkanker bij veertigers zonder symptomen of verhoogd risico niet aan.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe evalueert en interpreteert de geachte minister de aanbeveling van het KCE om veertigers niet systematische te screenen voor borstkanker, behoudens symptomen of verhoogde risico's, dit omwille de vrij beperkte voordelen en de aanzienlijke risico's op negatieve effecten? Zet zij deze aanbeveling om in concrete beleidsmaatregels? Zo ja, hoe en wanneer? Zo niet, waarop baseert zij haar keuze?

2) Beschikt zij over cijfers of gegevens die aangeven dat de screening op borstkanker leidde naar stralingsziekten of extra gevallen van kanker?

3) Heeft de haar collega-ministers van de gemeenschappen, bevoegd voor preventie, over deze aanbevelingen geïnformeerd?

Antwoord ontvangen op 7 november 2011 :

1. De Raad van de Europese Unie raadt aan om bij vrouwen van 50 tot 69 jaar borstkankerscreeningsprogramma’s via mammografie uit te voeren. In België valt het "borstkankerscreeningsprogramma" onder de gemeenschapsbevoegdheden. 

Met dit programma krijgen alle vrouwen tussen 50 en 69 jaar de kans om elke twee jaar een gratis mammografie te laten uitvoeren. Het wil een borstkankerscreening van hoge kwaliteit bieden, met zo weinig mogelijk "vals positieve" of "vals negatieve" resultaten, die de resultaten registreert en evalueert, en die de doelgroep zo weinig mogelijk laat bestralen. Men gebruikt een hoogwaardig programma om de procedures en evaluatie te controleren, en om zo een optimale efficiëntie te halen en de negatieve effecten tot een minimum te herleiden.  In het kader van dat programma is onder andere een tweede lezing vereist, en de vrouw die een screeningsmammografie onderging krijgt het resultaat te horen van een consensus van twee of zelfs drie radiologen.  

Voor de groep vrouwen van 40 tot 49 jaar bestaat er in België geen systematisch screeningsprogramma. In 2008 onderging 22 % van deze vrouwen tussen 40 en 49 jaar een mammografie. Doordat er geen onderscheid is tussen een diagnostische mammografie bij symptomatische patiënten en een screeningsmammografie bij asymptomatische patiënten wordt de interpretatie van de cijfers bemoeilijkt.

Op vraag van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) onderzocht het federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de opportuniteit om systematisch borstkanker op te sporen bij vrouwen tussen 40 en 49 jaar die geen symptomen of bijzonder hoog gezinsrisico vertonen (rapport 129B -7/juli 2010). 

Volgens het KCE ligt het risico om aan een borstkanker te overlijden in deze leeftijdsgroep al relatief laag en bedraagt jaarlijks 20/100 000 vrouwen.

Een systematische screening zou betekenen dat men ongeveer achthonderdduizend vrouwen vraagt om een jaarlijkse mammografie te ondergaan. 

De systematische screening zou jaarlijks ongeveer 24 overlijdens kunnen voorkomen, maar de straling ten gevolge van de mammografieën zou tot 40 bijkomende kankers en 16 doden kunnen leiden. Bovendien zou een dergelijke screening tot de ontdekking en behandeling van een aantal kleine letsels kunnen leiden die zich nooit tot een dodelijke kanker zouden hebben ontwikkeld. Dat zou dan weer aanleiding geven tot onnodige ongerustheid en oppervlakkige en schadelijke geneeskundige ingrepen zoals (volledige of gedeeltelijke) mastectomieën en radiotherapieën bij tientallen vrouwen.

Het KCE besloot in zijn rapport dat een dergelijke screening in deze leeftijdsgroep meer nadelen dan voordelen zou kunnen hebben. Vanuit het voorzorgsprincipe beveelt het KCE de screening niet aan omdat de voordelen (vermeden sterfte) niet opwegen tegen de morbiditeit, sterfte en negatieve gevolgen die hij veroorzaakt. 

Voor het opsporen van borstkanker is het van belang om de vrouwen te identificeren die een verhoogd risico op borstkanker lopen en hen de geschikte tests met de gepaste regelmaat aan te bieden. In het kader van het Kankerplan bestudeert men voorstellen om de nomenclatuur rond de mammografieën aan te passen. De voorstellen slaan vooral op het opsporen van borstkanker bij vrouwen met een risico, en dit ongeacht hun leeftijd. Het KCE voert overigens momenteel een onderzoek uit naar vrouwen met een risico op borstkanker, dat tegen eind 2011 zou moeten afgerond zijn. 

2. De schatting van het aantal kankers en het aantal overlijdens dat veroorzaakt wordt door bestraling varieert naargelang het gebruikte model. Op basis van de beschikbare gegevens wordt het risico geschat op 4,1 doden door straling per 10 000 vrouwen die van hun 40ste tot 49ste levensjaar jaarlijks aan het onderzoek zouden deelnemen. 

3. In het kader van de interministeriële conferentie Gezondheid bestaat er sinds 2008 een vaste interkabinettenwerkgroep "kanker" die voor een permanente samenwerking tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten moet zorgen.  

Het opsporen van borstkanker vormt uiteraard een van de discussiepunten van die werkgroep.