Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2428

van Christine Defraigne (MR) d.d. 31 mei 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Politie - Dienstwapen - Bezit van wapen thuis - Oorzaken - Zelfmoordrisico's - Preventie - Maatregelen

politie
vuurwapen
gemeentepolitie

Chronologie

31/5/2011Verzending vraag
28/6/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2428 d.d. 31 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Ik werd aangesproken door de ouder van een politieagent die zich op 27 april 2011 thuis van het leven beroofd heeft met zijn dienstwapen. De oorzaak van dat fenomeen, dat niet nieuw is, moet blijkbaar worden gezocht in de evolutie van de maatschappij.

1) Waarom mag een politieagent zijn dienstwapen mee naar huis nemen?

2) Heeft een politieagent die thuis is niet als enige opdracht de openbare orde te doen handhaven door de wachtdiensten te waarschuwen? Als een huisarts bij een ongeval de MUG opbelt, hoe kan men dan willen dat een politieagent individueel tussenbeide komt bij een inbraak?

3) Is het redelijk om onder het mom van de continuïteit van de dienst elke politieagent te verplichten te allen tijde zijn vuurwapen bij zich te hebben, met munitie, terwijl de moderne communicatietechnologieën de mogelijkheid bieden de wachtdiensten te alarmeren, die dan onmiddellijk kunnen optreden?

4) Kan niet worden overwogen om het voortdurend in bezit hebben van een dienstwapen slechts voor enkele functies op te leggen?

5) Wordt er een aangepaste psychologische evaluatie gemaakt van elk lid van de politiemacht teneinde in te kunnen schatten welk risico elke politieagent in zich draagt in situaties van intense stress, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak, bij permanente of occasionele stress?

6) Kunt u een algemene reflectie organiseren over de functies die een agent van de politiemacht nog moet opnemen wanneer zijn dienst erop zit en hij terug naar zijn gezin gaat? Kunt u eventueel een nieuwe definitie geven van de uitrusting die een agent in een dergelijke situatie bij zich zou moeten hebben?

Antwoord ontvangen op 28 juni 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1. Met het oog op de maximale beperking van de risico’s op incidenten zoals diefstallen, verlies, misbruik door de personeelsleden of derden, zelfmoorden, enz… voorziet de reglementering inzake de bewapening van de geïntegreerde politie het verbod om de reglementaire bewapening buiten de dienst te dragen.

De twee uitzonderingen die deze reglementering voorziet, zijn uitsluitend gebaseerd op de behoeften en de belangen van de dienst.

Het betreft enerzijds de mogelijkheid voor de korpschefs van de lokale politie en de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie om individueel, tijdelijk, schriftelijk en op gemotiveerde wijze toe te laten dat hun personeelsleden hun bewapening mogen dragen buiten de geplande diensturen en dit in welbepaalde omstandigheden verbonden aan de uitoefening van hun functie (bijvoorbeeld omdat het personeelslid of zijn familie bedreigd wordt of omdat het personeelslid bereikbaar en terugroepbaar is).

De andere hypothese betreft de personeelsleden die de verplaatsing tussen de woon- en werkplaats in uniform maken. Met het oog op de veiligheid (van de betrokken politieambtenaar en de burgers aan wie deze eventueel dient hulp te verlenen) en ter ontrading van potentiële daders zijn die personeelsleden gemachtigd om hun bewapening te dragen tijdens die verplaatsing.

2. De wet op de geïntegreerde politie verplicht de politieambtenaren te allen tijde en in alle omstandigheden, dus ook als ze niet met dienst zijn, bij te dragen tot de beveiliging van en de bijstand aan de burgers, het naleven van de wet en de handhaving van de openbare orde. De politieambtenaren zijn dus 24u/7 bevoegd voor alle aspecten van de politiefunctie (bestuurlijke of gerechtelijke politie).

Het is logisch dat de aard en de draagwijdte van hun tussenkomst buiten hun geplande diensturen afhankelijk is van de professionele uitrusting waarover zij op dat ogenblik beschikken. Zij zullen dus in principe vooral tussenbeide komen als link met de collega’s in dienst en met de hulpdiensten en voor het treffen van de eerste dringende maatregelen inzake hulp aan de slachtoffers en de beveiliging van de plaats.

De toelating om de politiebewapening buiten de diensturen te dragen heeft nooit als eerste doelstelling om de politieambtenaar te verplichten om, alleen en tegen alle logica van veiligheid in, tussenbeide te komen tijdens gebeurtenissen die zich voordoen tijdens zijn vrije tijd.

De afgeleverde machtiging geldt trouwens enkel voor de erin vervatte reden: in dit geval bijvoorbeeld mag de politieambtenaar die het traject woon-werkplaats in uniform aflegt, zijn wapen enkel dragen tijdens dit traject en niet tijdens de rest van zijn vrije tijd.

3. De politieambtenaar is in geen enkel geval verplicht om zijn reglementaire bewapening mee naar huis te nemen. In alle gevallen door de toepasselijke reglementering voorzien, is het de politieambtenaar die vraagt om zijn wapen naar de woonplaats te mogen meenemen, waarop de bevoegde overheid dit toelaat of weigert.

4. Het bezit en de dracht van een individueel wapen tijdens de dienst maakt integraal deel uit van de politiefunctie. Het is telkens aan de bevoegde overheid (korpschef van de lokale politie, commissaris-generaal en directeurs-generaal van de federale politie) om het dragen van een wapen tijdens de dienst af te stemmen op de omstandigheden en de behoeften van de dienst. Zij kunnen ook beslissen dat bepaalde opdrachten worden uitgevoerd zonder wapen, met enkel bepaalde stukken van de individuele bewapening (vuurwapen, wapenstok of pepperspray), of enkel mits het dragen van de bewapening op niet zichtbare wijze. Tot slot dragen de politieambtenaren die niet-operationele taken uitvoeren, geen individuele bewapening.

5. Diverse mechanismen werden in het leven geroepen opdat het dragen van de bewapening door de personeelsleden geen gevaar voor henzelf of anderen uitmaakt:

- de medische controle door de arbeidsgeneesheer waaraan de personeelsleden van het operationeel kader jaarlijks onderworpen worden slaat op alle noodzakelijke fysieke en psychische geschiktheid voor de uitoefening van de functie, waaronder de capaciteit om een wapen te dragen en te hanteren zonder gevaar voor zichzelf of een ander;

-in het licht van de omzendbrief betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van de politiediensten, maken de bekwaamheden ter zake het voorwerp uit van een evaluatie tijdens elke opleiding- en trainingssessie inzake het gebruik van wapens. Als uit die evaluatie blijkt dat de wapendracht een probleem zou kunnen vormen, kan de bevoegde overheid overgaan tot de intrekking van het wapen;

- ten slotte voorziet de reglementering betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, los van de hierboven aangehaalde periodieke evaluaties, een procedure voor de intrekking van de bewapening, indien de functionele meerdere oordeelt (op basis van zijn eigen vaststellingen, informatie die door een ander personeelslid ter beschikking werd gesteld of door verklaringen van de betrokkene zelf) dat het bezit of het dragen van de bewapening door een personeelslid een gevaar voor zichzelf of een derde betekent.