Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2370

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

De opschorting van de bouwstop door Israël

Israël
Palestijnse kwestie
Palestina

Chronologie

19/5/2011Verzending vraag
4/7/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-577

Vraag nr. 5-2370 d.d. 19 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Decennialang vormt het conflict tussen de Israëlische staat en de Palestijnen een van de belangrijkste brandhaarden in de wereld. Meer dan vermoedelijk speelt het uitblijven van een oplossing hiervoor een doorslaggevende rol voor andere aanhoudende internationale spanningen en vormt het een rijke voedingsbodem voor terrorisme. Een menselijke, menswaardige en mensgerichte oplossing kan enkel indien de rechten van zowel Palestijnse als Joodse gemeenschappen ten volle en goedmenend worden gerespecteerd.

De Obama-administratie ondernam recent enkele nieuwe stappen om Israëli en Palestijnen dichter bij elkaar te brengen. Recente signalen wijzen op weinig vooruitgang en bestempelen deze onderhandelingen als comateus. Sinds Israël opnieuw de bouwstop in de Palestijnse gebieden heeft opgeheven, nemen de spanningen zienderogen toe. De rechtstreekse gesprekken tussen Israël en Palestijnen zijn opgeschort. Bovendien gaven de Amerikanen gaven hun eis op om een nieuwe bouwstop te bekomen. In Israël werd dit door velen onthaald als een overwinning van de harde lijn en een aanmoediging om deze weg verder te bewandelen.

Daarom kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen

1. Hoe staat deze regering ten opzichte van de Israëlische nederzettingenpolitiek op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem? Gaat de minister akkoord dat deze expansionistische nederzettingenpolitiek een groot obstakel vormt voor het vredesproces?

2. Heeft hij namens onze regering zijn ongerustheid over de opschorting van de bouwstop kenbaar gemaakt bij de Israëlische autoriteiten? Op welke wijze, bij welke gelegenheden en op welke tijdstippen heeft hij dat gedaan? Indien dit niet het geval zou zijn, plant hij initiatieven om dit alsnog te doen?

3. Heeft hij namens onze regering zijn ongerustheid kenbaar gemaakt bij de Amerikaanse autoriteiten? Van welke argumenten bedienden deze laatste zich om deze overgave te verantwoorden? Washington spreekt zelf van een verandering van strategie. Kan hij mij informeren over de inhoud van deze nieuwe strategie? Acht hij dit een goede aanpak?

4. Wat ondernam België tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie (EU) om in dit conflict enige vooruitgang te boeken? Heeft de EU, al dan niet onder Belgisch voorzitterschap, al overwogen om sancties tegen Israël uit te vaardigen? Welke instrumenten (wortel en/of stok) gebruiken de EU en België om druk uit te oefenen op zowel Israël als Palestina?

5. Wat heeft de huidige regering de laatste drie jaar ondernomen om enig schot te krijgen in dit menselijk drama? Hoe schat de minister de huidige situatie in?

6. Kan België druk uitoefenen om Israël te laten stoppen met het bouwen van nederzettingen in Palestijns gebied? Is er geen overleg mogelijk met de Joodse gemeenschap in België om zo druk uit te oefenen op Israël? Is hij het met mij eens dat enkel een duurzame oplossing van het probleem voor vrede en stabiliteit kan zorgen in de (gehele) regio?

Antwoord ontvangen op 4 juli 2011 :

De Belgische houding ten opzichte van de kolonisatie in bezet gebied is dat ze naar internationaal recht illegaal is en dat ze een obstakel voor de vrede vormt. Israël heeft zich in het verleden bovendien verbonden om de kolonisering te bevriezen, onder andere in het kader van het “stappenplan” van 2003. Ik heb deze positie regelmatig in persoonlijke persverklaringen herhaald en ik ben over deze problematiek ook herhaaldelijk ondervraagd geworden in de Kamercommissie. Op Europese unie-vlak heb ik deze expliciete veroordeling samen met mijn 26 collega's en mevrouw Ashton in december 2010 herhaald.

Via de Europese unie worden de contacten met de Verenigde Staten (VS) over het Midden-Oosten vooral in het kader van het Kwartet gevoerd. We hebben eind vorig jaar akte genomen van de beslissing van de VS om niet langer op een verlenging van het Israëlische gedeeltelijke moratorium van de nederzettingsbouw te wachten en de hoop op directe onderhandelingen tijdelijk op te bergen. De VS hebben toen een strategiewijziging aangekondigd waarin ze zich concentreren op een dialoog met elk van de partijen om ze zelf concrete voorstellen te laten doen, met brugvoorstellen van de VS indien nodig.

Zoals ik in maart en april aan mijn Europese collega's zei, vormen de recente ontwikkelingen in de Arabische wereld in die zin alleen een herinnering van het dringende karakter van een duurzame vrede, voor de Israëlische en Palestijnse bevolkingen, maar ook voor het geheel van de internationale gemeenschap.

Onder andere omwille van onze aandacht voor deze twee parameters heeft België dan ook ten nationale titel een ontwerpresolutie voor de Veiligheidsraad mee ondersteund ("co-sponsor") die een onmiddellijk einde van de nederzettingsbouw opeiste en tevens de partijen opriep de onderhandelingen over “final status” issues te hernemen, met een duidelijk einddatum in zicht. Zoals mevrouw Ashton betreur ik dat er geen consensus kon gevonden worden met de VS over deze ontwerpresolutie.

Zoals u bekend bekleedde België inzake buitenlands beleid geen voorzitterschaprol tijdens het 2de semester van 2010. Die rol behoort sinds de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon toe aan mevrouw Ashton.

Met een focus op de laatste zes maanden en naast de klassieke diplomatieke fora waaronder het Kwartet, zie ik vier instrumenten die door de EU zijn gebruikt om het vredesproces vooruit te helpen:

1/ De inspanningen van mevrouw Ashton met een mandaat van de 27 om de situatie in Gaza te verbeteren via concrete voorstellen en intensieve “shuttle-diplomacy” tussen Israël, Egypte en de Palestijnse Autoriteit.

2/ Uitvoering van de praktische aanbevelingen van de EU-posthoofden in Jeruzalem en Ramallah om het statuut van Oost-Jeruzalem te bewaren als hoofdstad van de toekomstige Palestijnse staat. Ik heb trouwens meerdere van deze aanbevelingen al zelf gevolgd toen ik Jeruzalem bezocht in mei 2010.

3/ Onze gezamenlijke EU-verklaring op de Associatieraad met Israël in februari, waarin herinnerd wordt aan het verband tussen aspecten van het Midden-Oosten vredesproces en de uitvoering van de eind 2008 besliste upgrade van de bilaterale relatie met de EU.

4/ Onze inspanningen binnen het Kwartet om de EU-parameters voor de verwezenlijking van de tweestatenoplossing te promoten als hulpmiddel om de partijen het nodige vertrouwen te geven voor het heropstarten van directe onderhandelingen.