Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2184

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Het tekort van huisartsen

algemene geneeskunde
dokter
tekort aan arbeidskrachten

Chronologie

2/5/2011Verzending vraag
11/5/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-525

Vraag nr. 5-2184 d.d. 2 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In een vorige vraag om uitleg over de beperking van de arbeidsduur voor artsen in opleiding en het algemeen tekort aan artsen, ging de vice-eerste minister en minister van Werk in op de arbeidsrechtelijke aspecten van de gevolgen van de beperking van de arbeidsduur. Het gros van mijn vragen kreeg echter geen antwoord, omdat ze peilden naar een visie en antwoord van de minister van Volksgezondheid. Ik beklemtoonde de paradox tussen enerzijds allerlei beperkende maatregelen in de uitoefening van het beroep van artsen, zoals deze beperkingen in de tijd, de contingentering en de numerus clausus en anderzijds het stijgende tekort aan huisartsen. Vooral in het Brusselse betekent dit steeds meer een acuut en urgent probleem. Daarbij versterken sommige fenomenen deze kwestie, zoals de stijging van de leeftijd van de artsen en zeker ook een vermindering van de voltijdse uitoefening van de functie van huisarts. Steeds meer jonge artsen verkiezen een minder stresserend bestaan in een grote associatie. Daardoor staat een steeds kleinere groep van artsen in voor de wezenlijke zorg zo specifiek voor huisartsen. Bijgevolg zijn we met zijn allen getuigen van een groeiend probleem dat onze gezondheidszorg in de kiem bedreigt. Deze uitdaging vereist een echt actieplan en een overleg met de sector en met de gemeenschappen, ook rond contingentering en numerus clausus.

Graag vernam ik van de minister welke maatregelen ze plant om de bedreiging van de kwaliteit van onze gezondheidszorg, door dit stijgende tekort aan huisartsen, te vermijden? Hoeveel huisartsen werken er vandaag in ons land? Hoe is de evolutie van dit aantal in de periode 2001 - 2010? Hoeveel procent werkt er nog voltijds in een solopraktijk? Hoe evolueerde deze situatie? Hoe veranderde de gemiddelde leeftijd van de artsen en huisartsen gedurende in dit voorbije decennium? Bieden deze cijfers en hun evolutie werkelijk een verantwoording om zowel beperking van de arbeidsduur én een contingentering én een numerus clausus te handhaven? Kan men dus nog langer beperkende maatregelen rond het beroep van arts en zeker huisarts verantwoorden? Dringt geen gezondheidskadaster op, met het oog op een betere taakverdeling en verdeling van het soort artsen dat er echt nodig is? Beaamt de minister dat zulk een kadaster zal meehelpen om het dreigend tekort aan huisartsen het hoofd te bieden? Voorziet de minister spoedig een overleg met de sector en met de gemeenschappen om deze problematiek grondig te bespreken en oplossingen uit te werken?

Antwoord ontvangen op 11 mei 2011 :

Ik ben ervan overtuigd dat de huisartsgeneeskunde de centrale spil van ons zorgsysteem moet blijven. Daarom maak ik mij net als u zorgen over het behoud van het nodige aantal arbeidskrachten. In de laatste drie jaar werden vele maatregelen genomen om deze arbeidskracht te behouden, onder andere door de eerstelijnsgeneeskunde te herwaarderen, en meer bepaald in de zones met een zwakke medische dekking.

Volgens een onderzoek uit 2009 op basis van het kadaster schat men dat er in België vandaag min of meer 9 250 huisartsen werken. Een minimumaantal contacten met patiënten, deelname aan de wachtdienst en het regelmatig volgen van een opleiding bewijzen deze activiteit. De evolutie sinds 2000 evalueren valt moeilijk, omdat het kadaster toen nog niet klaar was. Maar als men de ruwe cijfers van de erkende huisartsen vergelijkt, blijven die de laatste jaren rond 14 500 eenheden stabiel.

We hebben geen cijfers waarmee we kunnen verduidelijken hoeveel van de 9 250 huisartsen voltijds werken, ook al omdat dit begrip moeilijk te evalueren valt. Recente universitaire onderzoeken tonen aan dat de meeste jonge huisartsen verkiezen in een groepspraktijk of netwerk aan de slag te gaan, maar de solohuisartsgeneeskunde blijft in ons land de meerderheid vormen. Het kadaster van 2009 toonde bovendien dat een derde van de actieve huisartsen ouder dan vijfenvijftig jaar was.

De recente wet op de beperking van de arbeidstijd van artsen geldt niet voor de huisartsen die bijna allemaal zelfstandigen zijn. Het betreft alleen de huisartsen in opleiding. Het maximum van 48 uren per week stond al in het nieuwe statuut van de huisartsen in opleiding, dat al sinds 2009 van kracht is. Dat statuut is er precies gekomen om de aantrekkelijkheid naar de jongeren toe te vergroten, door niet alleen een grotere gelijkheid tussen de assistenten maar ook een grotere sociale bescherming te verzekeren.

Op basis van het kadaster en adviezen van de planningscommissie heb ik sinds 2008 verscheidene besluiten laten nemen om het algemene quotum van de geneesheren geleidelijk aan van 757 tot 1 230 op te trekken, en het minimum van huisartsen van 300 tot 400 per jaar. Met deze cijfers zou men het aantal actieve huisartsen die nu ouder dan vijfenvijftig jaar zijn in de volgende tien jaar moeten kunnen vervangen. Deze minimum quota worden aan Franstalige kant zo goed als nageleefd, maar slechts gedeeltelijk aan Nederlandstalige kant. Gezien echter de betekenisvolle stijging van het huidige aantal studenten geneeskunde zou de toestand in de volgende jaren in evenwicht moeten komen.

De dreigende problemen betreffen enerzijds het percentage dat afhaakt en anderzijds het gebrek aan huisartsen in de zones met een zwakke medische dekking.

Om te proberen deze twee evoluties te ondervangen heb ik in de laatste drie jaar een reeks maatregelen genomen. Een eerste maatregel bestond in de uitbreiding van de zones van het Impulseo I-fonds dat jonge artsen die zich in de zones met een zwakke medische dekking vestigen premies en renteloze leningen geeft. Een herwaardering van de huisarts, zowel financieel als structureel, speelt ook mee in het behoud van het beroep. Zo verhoogden de honoraria voor huisartsen in vijf jaar - terecht - met 40 % en kwamen er andere vergoedingsvormen bij, zoals de honoraria voor de beschikbaarheid of voor het globaal medisch dossier. We hebben ook geprobeerd om de administratieve last te verlagen door het invoeren van het Impulseo II-fonds en binnenkort het Impulso III-fonds die de aanwerving van een administratieve kracht zullen vergemakkelijken. Een ander belangrijk onderdeel omvat maatregelen om de wachtdienst van de eerste lijn te verbeteren, namelijk de steun aan de wachtdiensten en het lanceren van het centrale dispatching-proefproject "1733".

Het beraad over de numerus clausus en de planning is altijd in overleg met de actoren op het terrein en met de Gemeenschappen gebeurd. Dit denkwerk is de laatste jaren geëvolueerd, en ik heb onlangs de planningscommissie gevraagd om haar analyse te verdiepen door na te denken over het nut van de huidige numerus clausus en over de vorm die de planning van de gezondheidswerkers in de volgende jaren zou moeten aannemen, rekening houdende met de gevolgen van het vrije verkeer van de Europese beroepsbeoefenaars. Het kadaster van de gezondheidswerkers is sinds meer dan een jaar voltooid. Gekoppeld aan andere gegevensbanken zoals die van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) vormt het vandaag voor die bezinning een zeer nuttig instrument.