Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-209

van Louis Ide (N-VA) d.d. 8 oktober 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Artsen - Contingentering - Stand van zaken

medisch onderwijs
toegang tot het beroepsleven
geografische spreiding
officiële statistiek
leerlingenselectie
dokter

Chronologie

8/10/2010Verzending vraag
17/3/2011Herkwalificatie
22/3/2011Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-685

Vraag nr. 5-209 d.d. 8 oktober 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Meer dan tien jaar geleden werd in België de contingentering voor artsen en tandartsen ingevoerd. In 2004 liet ze zich voor het eerst echt voelen.

Het contingent werd over de jaren heen steevast opgetrokken.

Om zicht te krijgen op de problematiek van de contingentering is het belangrijk over gegevens te beschikken. Ongeveer op dit tijdstip moeten alle (in 2010) afgestudeerde artsen het nummer van de Rijksdienst voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) al dan niet gekregen hebben.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Rekening houdend met de in 2010 afgestudeerde artsen, hoeveel artsen studeerden in de afgelopen jaren " teveel " af in België, in de Vlaamse Gemeenschap en in de Franse Gemeenschap? Met andere woorden voor hoeveel eenheden (om het zo oneerbiedig uit te drukken) werd het lissage-systeem toegepast? Hoeveel nummers zijn daarmee opgebruikt voor de toekomst (per gemeenschap en per subspecialiteit huisarts-specialist)?

2) Hoeveel artsen studeerden af in 2007, 2008, 2009 en 2010 in respectievelijk België, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, hoeveel huisartsen en arts-specialisten?

3) Hoeveel Belgische artsen trokken naar het buitenland sinds de invoering van de contingentering en tot op heden? Graag kreeg ik die gegevens ook per gemeenschap.

4) Hoeveel buitenlandse artsen zijn aan de slag in België met een RIZIV-nummer sinds de invoering van de contingentering en tot op heden? Over welke nationaliteiten en over welke aantallen gaat het?

5) Hoeveel buitenlandse artsen legden al een kennisexamen af alvorens in België aan de slag te kunnen? Hoeveel kozen er voor de Nederlandstalige versie en hoeveel voor de Franstalige of de Duitstalige versie? Ik veronderstel dat geen andere talen mogelijk zijn. Is dat correct?

Antwoord ontvangen op 22 maart 2011 :

1) Door het afvlakkingssysteem kan men het quotumbeleid over verschillende jaren spreiden. Deze afvlakking wordt nu tot 2018 voorzien. Wat de Vlaamse Gemeenschap betreft er over de periode 2004-2009 een cumulatief tekort is ontstaan van 315 eenheden ten overstaan van het globale contingent en een cumulatief tekort van 394 eenheden wat de huisartsenquota betreft. De minima voor kinder- en jeugdpsychiatrie, acute geneeskunde en urgentiegeneeskunde worden gehaald. Voor deze laatste twee specialisaties is er zelfs een overschot dat eventueel in de toekomst kan (maar niet moet) verrekend worden. Voor de Franse Gemeenschap is er over de periode 2004-2009 een cumulatief overschot van 92 artsen waar te nemen wat betreft het globale contingent en een cumulatief tekort van 87 eenheden wat de huisartsenquota aangaat. De minima voor kinder- en jeugdpsychiatrie, acute geneeskunde en urgentiegeneeskunde worden ook hier gehaald.

Samengevat kan worden geconcludeerd dat tot en met 2009 enkel voor de Franse Gemeenschap en enkel voor geneesheren-specialisten een bescheiden aantal (92) Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV)-nummers oorspronkelijk gereserveerd voor een toekomstig contingent, werd toegekend.

2) Voor 2007 inventariseerde men 238 in België geaccrediteerde huisartsen, waarvan 99 in de Franse Gemeenschap en 139 in de Vlaamse Gemeenschap. Voor 2008 bedragen die cijfers respectievelijk 218, 122 en 96, en voor 2009 gaat het over 235, 105 en 130.

Wat de specialisten betreft, inventariseerde men in 2007 in België 964 accreditaties, waarvan 477 in de Franse Gemeenschap en 487 in de Vlaamse Gemeenschap. Voor 2008 bedroegen die cijfers respectievelijk 1821, 937 en 884, en voor 2009 gaat het over 1207, 568 en 639. Voor 2010 past het nog niet cijfers te geven omdat bijkomende erkenningen nog steeds mogelijk zijn.

3) De migratie van Belgische artsen naar het buitenland kan niet exact vastgesteld worden. De arts die naar het buitenland vertrekt dient dit immers niet aan te geven.

Indicatief is weliswaar het aantal aanvragen om attesten die de Belgische artsen toelaten in het buitenland te praktiseren, maar niet elk gastland vergt dergelijk attest en daarboven is niet zeker dat de artsen die dergelijk attest aanvragen ook daadwerkelijk naar het buitenland vertrekken. Deze cijfers zijn bijgevolg niet afdoende. Eerder kan worden gesteld dat, omdat een land voor dit cijfermateriaal afhankelijk is van de gegevens verstrekt door de ontvangende landen, deze problematiek op supranationaal niveau dient te worden gereguleerd.

4) Sinds de instelling van het contingent in 2004 hebben 1 116 buitenlandse artsen een RIZIV-nummer ontvangen. De grote meerderheid van hen, namelijk 1028, is afkomstig uit de Europese Unie.

5) Gegevens omtrent het aantal buitenlandse artsen die in België een kennisexamen afleggen worden niet systematisch bijgehouden. Ik bevestig u ook dat het kennisexamen niet in een andere taal dan het Nederlands, Frans of Duits kan worden afgelegd.

Bijlagen

Tabel 1 De realisatie van de planning van het aanbod voor de Vlaamse Gemeenschap

 

 

Ken-cijfer (1) 

2004-2007

2008

2004-2008

2009 

2004-2009



Saldo

Diploma's vóór 2004

Totaal


Cumulatief


Cumulatief

Maxima (art 3.)

N

1789

 

 

454

 

454

 


O

1628

78

 

374

 

458

 


Delta

-161

 

-239

-80

-319

4

-315

Minima (art 4)

Huisarts

N

720

 

 

180

 

180

 



O

487

41

 

110

 

130

 



Delta

-233

 

-274

-70

-344

-50

-394


Kinder- en jeugd-psychiaters 

N

 

 

 

12

 

12

 



O

 

 

 

10

 

14

 



Delta

 

 

 

-2

-2

2

0


Acute geneeskunde

N

 

 

 

6

 

6

 



O

 

 

 

8

 

6

 



Delta

 

 

 

2

2

0

2


Urgentie- geneeskunde

N

 

 

 

3

 

3

 



O

 

 

 

7

 

6

 



Delta

 

 

 

4

4

3

7

  1. N= contingent zoals genormeerd; O= contingent zoals geobserveerd; delta=het verschil

Tabel 2 De realisatie van de planning van het aanbod voor de Franse Gemeenschap

 

 

Ken-cijfer (1) 

2004-2007

2008

2004-2008

2009 

2004-2009



Saldo

Diploma's vóór 2004

Totaal


Cumulatief


Cumulatief

Maxima (art 3.)

N

1194

 

 

303

 

303

 


O

1245

54

 

343

 

358

 


Delta

51

 

-3

40

37

55

92

Minima (art 4)

Huisarts 

N

480

 

 

120

 

120

 



O

425

17

 

117

 

108

 



Delta

-55

 

-72

-3

-75

-12

-87


Kinder- en jeugd-psychiaters 

N

 

 

 

8

 

8

 



O

 

 

 

9

 

8

 



Delta

 

 

 

1

1

0

1


Acute geneeskunde

N

 

 

 

4

 

4

 



O

 

 

 

5

 

5

 



Delta

 

 

 

1

1

1

2


Urgentie- geneeskunde

N

 

 

 

2

 

2

 



O

 

 

 

5

 

8

 



Delta

 

 

 

3

3

6

9

N= contingent zoals genormeerd; O= contingent zoals geobserveerd; delta=het verschil

Tabel 3 Erkenningen

Jaar erkenning

Kwalificatie

Gemeenschap

België




Fr

Vl


2007

Huisartsen

99

139

238


Specialisten

477

487

964

2008

Huisartsen

122

96

218


Specialisten

937

884

1 821

2009

Huisartsen

105

130

235


Specialisten

568

639

1 207

Tabel 4

Kwalificatie

EU

Niet-EU

Totaal

Huisartsen

266

28

294

Kinderartsen

35

4

39

Gynaecologen

48

3

51

Psychiaters

56

1

57

Medische specialismen

249

9

258

Heelkundige specialismen

233

11

244

Specialisatie onbekend

17

8

25

In opleiding

124

24

148

Totaal

1 028

88

1 116