Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1736

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 15 maart 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Het stelselmatige negeren van de waarschuwingen van het Prijsobservatorium

prijsstijging
prijsfluctuatie
koopkracht
kosten van levensonderhoud
Instituut voor de Nationale Rekeningen
prijs van basisproducten
energieprijs

Chronologie

15/3/2011Verzending vraag
29/4/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-524

Vraag nr. 5-1736 d.d. 15 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds 2009 werkt het Prijsobservatorium in het Instituut voor de Nationale Rekening, met als opdracht de prijzen van goederen en diensten op de Belgische markt te evalueren en problemen met de prijsvorming ervan te signaleren. Een slagkrachtig overheidsbeleid heeft grote behoefte aan een correct en accuraat inzicht in de evolutie van de prijzen, omwille van het belangrijke effect daarvan op de koopkracht van de gezinnen en de concurrentiekracht van de bedrijven. Deze noodzaak geldt bij uitstek in een land als België, met een automatische aanpassing van de lonen aan de index.

Het Prijsobservatorium rapporteert om de drie maanden. Uit die rapporten blijkt nu al een hele tijd dat de voedingsproducten in ons land veel sneller stijgen dan dezelfde producten in onze buurlanden. Tegelijkertijd waarschuwt het observatorium voor de snelle stijging van energieprijzen. De minister richtte dit prijsobservatorium op om kort op de bal te kunnen spelen en de levensduurte voor onze gezinnen te beheersen. Het wekt dan ook veel verwondering dat de minister, ondanks de bijzonder verontrustende berichten van zijn observatorium, absoluut niets onderneemt om de prijsstijgingen van basisproducten zoals voeding, energie en medicamenten te beheersen.

Hoe verklaart de minister zijn gematigde reacties op de alarmerende berichten in de driemaandelijkse rapporten van het prijsobservatorium? Is de minister het met me eens dat dit observatorium niet alleen dienstbaar is bij positieve ontwikkelingen, maar vooral zijn nuttigheid bewijst door problemen te voorkomen? Weet de minister dat momenteel honderdduizenden landgenoten meer en meer in de onmogelijkheid verkeren om zich elementaire producten aan te schaffen? Is de minister zich bewust van de steeds dieper wordende kloof tussen arm en rijk? Wanneer zal de minister ingrijpen en de onaanvaardbare stijging van de voedingsproducten stoppen? Blijft de minister overtuigd dat een vrije markt de beste garanties biedt voor eerlijke en betaalbare prijzen? Wat onderneemt de minister tegen de speculatie op de voedings- en energiemarkt? Lijkt het de minister niet beter keihard te ijveren voor een verlaging van de energieprijzen in plaats van het mechanisme van de automatische indexkoppeling te belagen en hierdoor een cruciale waarborg voor een meer faire welvaartsverdeling te bedreigen?

Antwoord ontvangen op 29 april 2011 :

Het Prijzenobservatorium publiceert, zoals voorzien in het lastenboek dat zijn opdrachten omschrijft, om de drie maanden kwartaalverslagen of jaarrapporten betreffende de analyse van de prijzen. Hierin worden de consumptieprijzen over de ganse keten opgevolgd, van grondstoffenprijs tot prijs voor de consument. Ook de bruto- en nettomarges worden van dichtbij bekeken. Deze informatie wordt telkens aan de regering overgemaakt, die het op haar beurt onder meer doorspeelt aan instanties zoals de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG en de mededingingsautoriteiten .

De Federale Overheidsdienst Economie, Kleine of middelgrote onderneming (KMO), Middenstand en Energie voert voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) deze analyses uit. Op regelmatige basis wordt er overlegd gepleegd met de mededingingsautoriteiten om de resultaten van de analyses toe te lichten. Op basis daarvan kunnen de mededingingsautoriteiten desgevallend een onderzoek starten naar prijsafspraken of eventuele machtsmisbruiken. En ze doen dit ook: in 2010 werden bijvoorbeeld drie onderzoeken afgesloten in de tarwemeelproductie, de chocoladesector en de grootdistributie. Deze dossiers werden voorgelegd aan de Raad voor de Mededinging om daarover een rechterlijke uitspraak te doen.

Daarnaast werden de punctuele analyses van het Prijzenobservatorium ook gebruikt als input om een akkoord te vinden in de melkcrisis. Ook in de huidige zoektocht naar oplossingen voor de crisis in de prijzen van het varkensvlees worden de analyses van het Prijzenobservatorium gebruikt als input door de verschillende economische actoren.

Met betrekking tot de stijging van de prijzen van een aantal basisproducten is het geachte lid terecht bekommerd om de impact die dit kan hebben op die klasse van de bevolking met de laagste koopkracht. In eerdere analyses van het Prijzenobservatorium en in het jaarverslag 2010 wordt echter vastgesteld dat de consument nog steeds levensmiddelen kan kopen aan een prijs die trager stijgt dan de gemiddelde prijs. Meer bepaald blijkt dat de prijs van een aantal onderzochte producten wat betreft de “premier prix”, de goedkoopste versie van een bepaald product, gedurende lange tijd constant is gebleven en pas recent licht gestegen is als reactie op de stijgende grondstoffenprijzen (koffie, smeltkaas, Belgische halfharde kaas). Voor enkele andere producten blijft de prijs reeds geruime tijd quasi stabiel (pure en melkchocolade, centwafels, volle yoghurt, halfafgeroomde melk) of daalde de prijs recent (maïsolie, vruchtenjam). Met andere woorden de consument heeft nog steeds de keuze om te kiezen voor goedkopere merken en goedkopere winkelketens.

Onder meer op basis van de analyses van het Prijzenobservatorium heeft de regering, op voorstel van collega Magnette en mezelf, op 24 maart 2011 een aantal gerichte maatregelen genomen in het kader van de energieprijzen en het Prijzenobservatorium.

Wat betreft de energieprijzen verwijs ik het geachte lid naar collega Magnette.

Met betrekking tot het Prijzenobservatorium wordt hen nog meer instrumenten gegeven om hun analyses verder uit te diepen:

Meer specifiek wat betreft voeding blijven de concurrentieautoriteiten verder op nationaal vlak en in een Europese context onderzoeken of de markt correct functioneert. Daarnaast voeren ze een gerichte studie uit naar de oorzaken van prijsverschillen tussen Belgische winkels en bijvoorbeeld Nederland. Aspecten die hierbij worden onderzocht zijn de impact van reglementering inzake handelsvestigingen, marktpraktijken en openingsuren, verschillen in consumentenvoorkeur en winkellandschap, loon- en energiekosten, logistieke kosten, verschillen in fiscaliteit.

Voor de andere aangelegenheden uit zijn vraag, verwijs ik het geachte lid naar de Staatssecretaris voor Armoedebestrijding, die vanuit zijn bevoegdheden dit antwoord kan aanvullen.