Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1168

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 februari 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Belastinginkomsten - Aftrekposten - Derving van inkomsten - Gebrek aan transparantie

begrotingstekort
belastingaftrek
inning der belastingen

Chronologie

2/2/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4764

Vraag nr. 5-1168 d.d. 2 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een studie van het Hoger instituut voor de arbeid (HIVA) van de professoren Pacolet en Strengs wijst uit dat jaarlijks 58 miljard euro minder inkomsten worden geïnd door toepassing van allerlei belastingverminderingen of uitzonderingsmaatregelen voor bepaalde inkomsten.

Dat cijfer stemt overeen met 18 % van het bruto binnenlands product (bbp). Als alleen rekening wordt gehouden met de fiscale aftrekposten, beperkt de derving zich tot 16 miljard euro of 5% van het bbp. De studie wijst er eveneens op dat het aandeel van deze derving de voorbije jaren fors toenam. Dat komt omdat er alsmaar meer aftrekposten zijn met toenemende populariteit. De studie veroordeelt deze aanpak als principe niet. Ze wijst wel op twee zwakke punten in de huidige praktijk, namelijk de grote ondoorzichtigheid en het Mathëuseffect.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beschikt de minister over deze HIVA-studie? Hoe beoordeelt hij de cijfers van de studie die wijzen op een jaarlijkse derving van 16 miljard euro aan inkomsten ingevolge fiscale aftrekmogelijkheden?

2) Beschikt hij over evaluaties van de toepassing van de verschillende fiscale aftrekmogelijkheden? Zo ja, wat zijn de conclusies en welke lessen heeft hij daaruit getrokken? Zo neen, hoe verklaart hij de afwezigheid van een evaluatie bij zulke belangrijke maatregelen?

3) Deelt hij de analyse dat het toegenomen aantal fiscale aftrekposten heeft geleid tot een ondoorzichtig kluwen van mogelijkheden? Vindt hij dat de informatie hierover moeilijk toegankelijk is? Wat heeft hij ondernomen of zal hij ondernemen om deze systemen beter bekend, beter toegankelijk en gemakkelijker toepasbaar te maken?

4) Beaamt hij de analyse dat de fiscale aftrekposten vooral gevolgen hebben voor belastingplichtigen met hogere inkomens? Beaamt hij dat daardoor het zogenaamde Mathëuseffect weerom werkzaam wordt, namelijk dat de rijken rijker worden en de armen armer? Beschouwt hij dit effect als gewenst en positief? Zo ja, waarom? Zo neen, wat heeft hij ondernomen of zal hij ondernemen om deze ongewenste effecten te bestrijden?