Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11336

van Louis Ide (N-VA) d.d. 4 april 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

de borstkankerscreening

kanker
medisch onderzoek
medische diagnose
ziekteverzekering
voorkoming van ziekten

Chronologie

4/4/2014Verzending vraag
16/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4784

Vraag nr. 5-11336 d.d. 4 april 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In vraag om uitleg 5-4170 informeerde ik naar het gebruik van diagnostische mammografieën in het kader van borstkankerscreening. In België worden deze "gewone" mammografieën nog al te vaak uitgevoerd bij vrouwen die gevat worden door het bevolkingsonderzoek of bij vrouwen die geen risicofactoren vertonen.

Puur wetenschappelijk gezien is het echter klaar en duidelijk: screeningmammografieën voor vrouwen van 50 tot 69 jaar en diagnostische mammografieën uitsluitend voor vrouwen met een hoog risico, net zoals in het Groothertogdom Luxemburg. Los van de gezondheidskosten zijn aan dergelijke mammografieën immers hoge budgettaire kosten verbonden.

Ik vraag de minister dus dat ze zich engageert om het probleem misschien nog deze legislatuur uit te klaren, op een wetenschappelijk verantwoorde manier, zoals het hoort.

1) Zal de minister er zich voor engageren de terugbetaling van mammografieën buiten het bevolkingsonderzoek te beperken tot vrouwen die tot een risicogroep behoren of die risicofactoren vertonen?

2) Zal ze aan de stakeholders en op de interministeriële conferentie volksgezondheid duidelijk maken dat de terugbetaling van diagnostische mammografieën moet beperkt worden tot de risicogroepen, dat dit het enige wetenschappelijke juiste akkoord kan zijn en dat het voorstel van de TGR in die zin aldus moet goedgekeurd worden?

3) Zal de minister het voorbeeld van het Groothertogdom Luxemburg, waar de terugbetaling van mammografieën buiten het bevolkingsonderzoek reeds beperkt is tot vrouwen die tot een risicogroep behoren, bestuderen met zicht op een eventuele overname van dit systeem?

Antwoord ontvangen op 16 april 2014 :

1) De Technisch Geneeskundige Raad (TGR) van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) heeft inderdaad reeds een nomenclatuurvoorstel gedaan waarbij het gebruik van de mammografie voor diagnostische doeleinden nader werd bepaald. Dit meer globale voorstel zal onder meer in het licht van recente KCE rapporten verder worden uitgewerkt. Bovendien is voor de concrete uitwerking hiervan en de kwaliteitsbewaking overleg nodig met de andere betrokken overheden, onder meer de organisatie van de tweede lezing van mammografieën in de verschillende risicogroepen wordt momenteel met de Gemeenschappen besproken. Dit komt aan bod binnen de interministeriële conferentie. In afwachting hiervan werd, op mijn vraag, door de TGR een voorstel geformuleerd voor de terugbetaling van opsporingsonderzoeken voor borstkanker (mammografie, echografie, NMR) bij vrouwen met een sterk verhoogd risico, ongeacht de leeftijd. Het betreft hier een risico van minstens 30 % op borstkanker gedurende het leven. Als aan de voorziene voorwaarden is voldaan zal hiervoor bij deze groep ook geen persoonlijke bijdrage worden gevraagd.

Bij de verdere herziening van de nomenclatuur inzake mammografie en andere opsporingstesten voor borstkanker zal men zich opnieuw buigen over het gebruik van de diagnostische mammografie.

2) Diagnostische mammografieën zijn in de eerste plaats bedoeld als een van de middelen om bij vrouwen met symptomen die op borstpathologie, waaronder borstkanker, kunnen wijzen tot de juiste diagnose te kunnen komen. Hun plaats bij vroegtijdige opsporing van kanker maakt, zoals ik reeds vermeld heb, deel uit van het globale nomenclatuurvoorstel dat de TGR uitwerkt en dit zal ook verduidelijkt worden aan de interministeriële conferentie Volksgezondheid. Een brede communicatie naar de stakeholders toe is wenselijk.

3) Ik ben ervan overtuigd dat men bij de verdere uitwerking van de nomenclatuurherziening rekening houdt met de actuele wetenschappelijke kennis. Ik denk hierbij onder meer aan de recente rapporten die het Kenniscentrum hierover publiceerde. Voorbeelden en ervaringen uit het buitenland kunnen in aanmerking worden genomen.

Tot slot wens ik te benadrukken dat het steeds mijn betrachting is geweest om op een kwaliteitsvolle manier tot preventie , screening en adequate behandeling van borstkanker te komen. En dit voor alle vrouwen, aangepast aan de verschillende risicogroepen, en mits hen hierover de nodige objectieve informatie te geven.