Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11031

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 februari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

de gezondheidstoestand van oudere werknemers

oudere werknemer
chronische ziekte
vervroegd pensioen
ziekteverzekering

Chronologie

5/2/2014Verzending vraag
22/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4405

Vraag nr. 5-11031 d.d. 5 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een recente studie van Geneeskunde voor het Volk (GHVH), uitgevoerd bij het eigen patiëntenbestand (n = 2.291), wijst uit dat72 % van de 55 tot 65-jarigen lijdt aan minstens één invaliderende chronische ziekte. De studie koppelt dit alarmerende bericht aan de consequenties van repetitieve arbeid, depressie en burn-outs. De slechte score van vrouwen valt daarbij op. De onderzoeker trekt een beangstigende conclusie "Bij laaggeschoolde vrouwen ligt de levensverwachting in goede gezondheid zelfs lager dan de pensioenleeftijd".

Uiteraard baseerde dit onderzoek zich op het patiëntenbestand van GVHV, waarbij een oververtegenwoordiging van laaggeschoolde en relatief arme mensen. Dit relativeert echter geenszins de conclusies van dit onderzoek bij deze reeds in zoveel andere aspecten kwetsbare groep.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de conclusies van het onderzoek van Geneeskunde voor het Volk, waaruit blijkt dat oudere werknemers uit de doelgroep van laaggeschoolde en vooral arme mensen, in een substantieel en significant mindere gezondheid vertoeven, met onder andere invaliderende chronische ziekten en aandoeningen van psychosomatische aard?

2) Vindt zij de noodzakelijk en zelfs prioritaire oplossing voor de ernstige problemen van deze oudere werknemers in systemen van brugpensioenen of oordeelt zij dat in deze gevallen de systemen van ziekte- en invaliditeitsuitkeringen moeten werken en dat brugpensioen hier geen aangewezen remedie mag en kan zijn?

3) Beoordeelt zij de bestaande systemen van ziekte- en invaliditeitsuitkeringen als voldoende performant om deze ernstige problematiek te beantwoorden? Zo ja, op basis van welke argumenten? Zo niet, wat stelt zij voor als alternatief?

Antwoord ontvangen op 22 april 2014 :

1) Die besluiten worden inderdaad door talrijke studies bevestigd (onder andere van de Koning Boudewijnstichting) die een duidelijk verband leggen tussen de sociale situatie van de individuen en hun gezondheidstoestand. Het zijn trouwens conclusies die men in alle geïndustrialiseerde landen kan vaststellen en die door een uitgebreide internationale literatuur worden onderbouwd. Onze gezondheidszorg heeft een reeks mechanismen ingevoerd, zoals het statuut van chronisch zieke of de MAF, waardoor dat verband wordt getemperd, maar we hebben ook met een historische situatie te kampen, die in het bijzonder samenhangt met de zwaarte van de beroepen die de laaggeschoolde sociale rechthebbenden uitoefenen.

2) Die twee stelsels beantwoorden aan verschillende doelstellingen. Het brugpensioen wordt toegekend aan werknemers die hun baan wegens economische redenen hebben verloren; de invaliditeit geldt voor werknemers of werklozen die de arbeidsmarkt wegens medische redenen tijdelijk of definitief moeten verlaten. De rechten op brugpensioen en invaliditeit worden dus afhankelijk van verschillende situaties geopend. We stellen eveneens vast dat de vermindering van de bruggepensioneerden tot een onrechtstreekse stijgende instroom in de invaliditeit leidt. Maar dat is eigenlijk een logische substitutie daar de werknemers die geen brugpensioen genieten zich een recht op invaliditeit zien toegekend indien ze aan de door artikel 100 § 1 van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV)-wet vastgelegde medische voorwaarden voldoen.

3) Ons vergoedingensysteem voor de invaliditeit vervult zijn functie volledig, namelijk de mensen die wegens medische redenen van de arbeidsmarkt zijn verwijderd een vervangingsinkomen bieden. Ik zie geen andere alternatieven dan meer in preventie en socio-professionele re-integratie investeren, zoals we al verschillende jaren doen, om de stijging van de instroom in de invaliditeit tegen te houden en om te vermijden dat die onnodig wordt verlengd voor de werknemers die een baan gedeeltelijk of volledig kunnen hervatten.