Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11005

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 31 januari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Bewakingscamera’s - Aangifte - Verdeling

opnameapparaat
beveiliging en bewaking
videobewaking
officiële statistiek

Chronologie

31/1/2014Verzending vraag
17/4/2014Antwoord

Vraag nr. 5-11005 d.d. 31 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Frans)

Tegenwoordig zijn er zowat overal bewakingscamera’s. Ze staan in openbare ruimten, op de weg, in parkings, in winkels, in banken…Steeds vaker doen werkgevers, en ook particulieren, een beroep op dergelijke controle- of preventie-installaties in de werkplaats of rond privéwoningen. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de eerbiediging van de privacy en moeten een aantal regels worden nageleefd die in de collectieve arbeidsovereenkomsten en de zogenaamde camera-wet zijn vastgelegd.

Mevrouw de minister,

1) Wordt inderdaad een stijging waargenomen in het aantal vragen voor de aangifte van bewakingscamera’s? Kunt u mij de cijfers van de jongste vier jaren en het globale stijgings- of dalingspercentage meedelen?

2) Kunt u mij meedelen hoeveel vragen voor een aangifte afkomstig zijn van particulieren, van werkgevers en van overheden? Is er voor elk van die categorieën de jongste jaren een stijging of een daling vast te stellen?

3) Hoeveel bewakingscamera’s zijn er in dit land? Hoeveel plaatsen staan onder bewaking? Hoeveel camera’s zijn geplaatst op de openbare weg, op gesloten plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, op de werkplaatsen, bij privépersonen?

Antwoord ontvangen op 17 april 2014 :

Tijdens het plaatsen van bewakingscamera’s moet er inderdaad rekening worden gehouden met de bepalingen uit de camerawet van 21 maart 2007 en met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68, indien er camera’s op de werkplaats worden geplaatst.

Eén van de verplichtingen voorzien door de camerawet ten laste van de verantwoordelijke voor de verwerking van de beelden, is de aangifte van de plaatsing bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit onafhankelijk controleorgaan, dat zijn bevoegdheden uitoefent onder het toezicht van de Kamer van volksvertegenwoordigers, is derhalve de bestemmeling van de aangiftes en creëert statistieken betreffende het aantal ingediende aangiftes. Het is bijgevolg niet mogelijk om op al uw vragen te antwoorden, daar mijn diensten niet beschikken over alle nodige gegevens.

Desalniettemin kan ik u, ter vergelijking, de cijfers verstrekken die in februari 2014 aan mijn diensten werden meegedeeld evenals de cijfers die hen eind 2010 en eind 2012 door de Commissie werden meegedeeld:

 

November 2010

November 2012

Februari 2014

Aangiftes voor niet-besloten plaatsen 

234

346

436

Aangiftes voor besloten plaatsen 

13945

19751

23326

Aangiftes voor camera’s op de werkplaats

Niet beschikbaar

2340

3339

We merken dus effectief een stijging van het aantal aangiftes op.

Er moeten evenwel enkele opmerkingen worden geformuleerd met betrekking tot deze gegevens.

Allereerst kan er op basis van die cijfers geen onderscheid worden gemaakt tussen de camera’s die door de overheid worden geïnstalleerd en deze die door particulieren worden geïnstalleerd. De camerawet van 21 maart 2007 maakt immers geen onderscheid tussen camera’s die door de overheid of door particulieren worden geplaatst. Het is de plaats waar de camera’s zijn geïnstalleerd, die het type van aangifte bepaald (aangifte van een camera op een niet-besloten plaats, op een besloten plaats of op een werkplaats). Indien we kunnen bevestigen dat quasi de totaliteit van de bewakingssystemen met camera’s op niet-besloten plaatsen aan de overheden toebehoren en door hen worden beheerd, dat is dit niet het geval voor besloten plaatsen. Die categorie betreft zowel de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen als de niet toegankelijke en om die reden maken diverse plaatsen deel uit van deze categorie: stadhuis, bankloket, treinstations, winkels maar ook privéwoningen. Hierdoor kan -op basis van de cijfers- de verdeling van de camera’s naargelang de functie van de verantwoordelijke voor de verwerking, niet worden meegedeeld. Enkel de camera’s die door werkgevers worden geplaatst, kunnen worden onderscheiden van de overigen, gelet dat deze worden aangegeven door middel van een specifieke aangifte (camera op een bewaakte werkplaats).

Vervolgens worden deze aangiftes gedaan per betrokken plaats door hetzelfde operationeel systeem (gedefinieerd als zijnde “het bewakingssysteem waarbij één of meerdere camera’s in een gesloten circuit verbonden zijn met één of meerdere meldkamers”) en niet per camera. We kunnen dus op grond van de hierboven vermelde cijfers niet het exacte aantal geïnstalleerde camera’s op het gehele Belgische grondgebied afleiden.

Voor het overige, kan ik u enkel nog verzoeken om contact op te nemen met de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of om haar jaarverslag te raadplegen dat evenzeer statistieken van de camera-aangiftes bevat.