Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10793

van Helga Stevens (N-VA) d.d. 9 januari 2014

aan de minister van Justitie

de adoptie van Marokkaanse kinderen

internationale adoptie
Marokko

Chronologie

9/1/2014Verzending vraag
28/1/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4239

Vraag nr. 5-10793 d.d. 9 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 4 november 2013 verscheen in de krant De Standaard een artikel over het vastgelopen proefdossier inzake de adoptie van een Marokkaans jongetje door Vlaamse kandidaat-adoptanten. Het dossier liep vast op het niveau van het Gentse Hof van Beroep, dat oordeelde dat Marokko geen adoptiewetgeving kent en dat er geen sprake van kan zijn om de Marokkaanse 'kafala' of voogdijregeling om te zetten in een Belgische adoptie, vermits voogdij juridisch gezien een heel andere rechtsfiguur is dan adoptie. Het Hof volgde hiermee de visie van het Openbaar Ministerie en hervormde aldus het vonnis van de Jeugdrechter in Dendermonde. Hiermee heeft het Gentse Hof van Beroep een juridisch precedent geschapen, want hiermee gaat het Hof in tegen het feit dat ondertussen al meer dan 80 ouderparen hun adoptie van kinderen uit Marokko probleemloos konden laten legaliseren door de Jeugdrechtbanken in Brussel en Wallonië.

Het gevolg in dit concrete dossier is dat het betrokken kind zich nu in een juridisch vacuüm bevindt: er is (nog) geen juridische band tussen de adoptieouders en het kind.

Nochtans, om de adoptie van kinderen mogelijk te maken uit landen die niet over een adoptiewetgeving, maar wel over een andere regelgeving zoals de kafala of voogdijwetgeving beschikken zoals Marokko, heeft het federale parlement de Belgische wetgeving een aantal jaren geleden aangepast, waardoor ook die andere regelgeving zou worden geaccepteerd in ons land.

Voor de adopties uit Marokko door Waalse of Franstalige ouders heeft dat blijkbaar goed gewerkt. Op basis van deze ervaringen besliste de Vlaamse adoptieambtenaar om Marokko op proef aan de lijst van adoptielanden toe te voegen.

Maar nu is dus een van de drie proefdossiers vastgelopen voor een Vlaamse rechtbank, omdat het Openbaar Ministerie in Vlaanderen er blijkbaar een andere mening op nahoudt en het Hof van Beroep in deze het Openbaar Ministerie volgde. De twee andere proefdossiers werden voor de Nederlandstalige kamer van de Brusselse jeugdrechtbank afgehandeld zonder problemen. Daar werden de adopties dus wel toegestaan.

Het gevolg is dat de Vlaamse overheid Marokko voorlopig als adoptiekanaal heeft stilgelegd, wat logisch is.

Ik heb hierover de volgende vragen:

Wat is de visie van de minister over de weigering van het Hof van Beroep te Gent? Hoe is deze beslissing te rijmen met het feit dat voor de Franstalige rechtbanken adopties uit Marokko wel probleemloos verliepen? En dat de twee andere Vlaamse proefdossiers die voor de Nederlandstalige kamer van de Brusselse Jeugdrechtbank gebracht werden, wel een goede afloop kende. Vanwaar dit verschil in houding?

Antwoord ontvangen op 28 januari 2014 :

De wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie bepaalt de voorwaarden en procedures inzake de internationale adoptie.

Enerzijds kan dit een procedure zijn waarbij de adoptiebeslissing in het herkomstland wordt uitgesproken,

Anderzijds kan dit een procedure zijn waarbij het kind naar België komt met het oog op de adoptie uit te spreken door de Belgische rechter.

De wet van 6 december 2005 voegde in het Burgerlijk Wetboek een artikel toe dat de voorwaarden en procedure bepaalt ingeval het recht van het herkomstland noch de adoptie noch de plaatsing met het oog op adoptie kent.

De Franstalige centrale autoriteit werkt reeds verschillende jaren met Marokko. Langs Vlaamse kant werd er op 23 februari 2009 toestemming gegeven om te starten met drie proefdossiers. De definitieve goedkeuring voor dat kanaal dateert van 3 april 2012.

Langs Franstalige kant zouden er al een tachtigtal adopties na kefala uitgesproken zijn. Voor Vlaanderen gaat het om twee volle adopties. Op een uitspraak in het derde dossier wordt nog gewacht.

In de specifieke zaak waar het hier over gaat, verwijst het Hof in haar arrest naar het Marokkaanse vonnis waarbij het kind werd afgestaan en de kefalabeslissing.  

Daarbij argumenteert het Hof dat de verklaring van de moeder - dat zij het kind niet wenst te houden, in het licht van de toekenning van de kefala waarbij geen afstammingsbanden worden verbroken - , geen toestemming impliceert in een (volle) adoptie.

Daarnaast argumenteert het Hof dat de vermeldingen op het uittreksel uit de geboorteakte, namelijk de naam van zowel de moeder als de vader van het kind, primeren op de loutere beweringen van de geïntimeerden en dat bijgevolg de toestemming van beide ouders vereist is op grond van artikel 348-5 Burgerlijk Wetboek.

Het is bijgevolg de verantwoordelijkheid van de Vlaamse centrale autoriteit inzake adoptie indien aan kandidaat-adoptanten beloftes worden gedaan die niet kunnen gehonoreerd worden in het licht van de actuele juridische situatie.

Uit de dossiers moet immers ondubbelzinnig blijken welke ouder(s) er effectief bestaan, en dat zij een “informed consent” gaven, zijnde een toestemming waarbij de ouders begrijpen wat de gevolgen daarvan zijn.

Ik heb mij bevraagd bij het betrokken parket-generaal. Dat is van oordeel dat – in afwachting van het arrest van het Hof van Cassatie de rechtspraak van het Hof van Beroep te Gent conform het arrest van 13 maart 2013 voorlopig verder dient gevolgd te worden.

Na de uitspraak door het Hof van Cassatie zal de opportuniteit van een overleg beoordeeld worden.