Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1060

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 januari 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Beliris - Werking - Parlementaire controle

Hoofdstedelijk Gewest Brussels
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)
stedelijke infrastructuur
werking van de instelling
metropool

Chronologie

31/1/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4513

Vraag nr. 5-1060 d.d. 31 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Brussel krijgt al jaren een rechtstreekse financiële steun van de federale regering. Dit Beliris-fonds ondersteunt grote infrastructuurprojecten die het lokale belang overstijgen, met een groot belang voor het hoofdstedelijke aspect en de internationale uitstraling van Brussel. De federale begroting schenkt daarvoor elk jaar de financiële middelen en een uitgebreid team federale ambtenaren zorgt voor het uittekenen en uitvoeren van die projecten. Zo werkt er in de federale overheid een Brusselse administratie. Die staat onder het toezicht van het samenwerkingscomité van Beliris, waarvan de minister het voorzitterschap waarneemt.

Ik heb de werking van Beliris reeds aangekaart in een schriftelijke vraag nr. 5-610, maar zou hierover graag nog wat bijkomende informatie krijgen. Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen:

1) Wie maakt op dit ogenblik deel uit van het samenwerkingscomité dat Beliris coördineert? Hoe vaak vergaderde dit comité jaarlijks sinds 2006, met hoeveel vergaderingen in elk jaar? Wie was op die vergadering effectief aanwezig?

2) Hoeveel ambtenaren werken in de Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit exclusief voor Beliris? Waarom behoren die ambtenaren nog tot de FOD Mobiliteit?

3) Wie beoordeelt en controleert de opportuniteit van de besteding van deze middelen? Is hierover een voldoende parlementair debat mogelijk, omdat het gaat over de bevoegdheden van zowel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als van de federale overheid? In hoever is heel de praktijk van Beliris geen flagrante inbreuk op de bevoegdheidsverdeling, zoals bepaald in de grondwet en de bijzondere wetten?

4) Vindt de minister, onder andere om deze redenen, een jaarlijks diepgaand parlementair debat over de besteding van de Beliris-middelen niet absoluut en minimaal noodzakelijk?