Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10545

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 6 december 2013

aan de minister van Justitie

Activiteitenverslag Vast Comité I - Staatsveiligheid - Opvolgen veroordeelden voor terrorisme - Radicalisering in gevangenissen

Vaste Comités van Toezicht op de politie- en inlichtingendiensten
terrorisme
strafgevangenis
extremisme
staatsveiligheid
radicalisering

Chronologie

6/12/2013Verzending vraag
28/1/2014Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10544

Vraag nr. 5-10545 d.d. 6 december 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit het activiteitenverslag 2012 van het Vast Comité I blijkt dat de Staatsveiligheid (VSSE) heeft nagelaten alvast één veroordeelde voor terrorisme verder op te volgen. Als motivatie hiervoor werd achteraf onder meer aangegeven dat de dienst in die periode onderbemand was en overbevraagd en dat de betrokkene tijdens de opsluiting geen schade meer kon berokkenen.

De beslissing om hem niet verder op te volgen werd niet voorafgegaan door een analyse en/of een nota voorafgaand aan de beslissing om niet op te volgen. Nochtans leren ervaringen uit het buitenland ons dat sommige extremisten in de gevangenis verder radicaliseren en tevens in contact komen met andere extremisten. Deze contacten kunnen potentieel leiden tot de planning van en de uitvoering van aanslagen of andere daden van terrorisme waardoor opvolging meer dan aangewezen is.

Ik had dan ook volgende vragen:

1) Hoe reageert de geachte minister op het feit dat veroordeelden voor terrorisme in sommige gevallen niet meer worden opgevolgd door de VSSE wegens een gebrek aan personeel en/of door overbevraging? Kan de minister aangeven of dit geen bijkomende maatregelen en/of richtlijnen vergt? Kan ze dit uitvoerig toelichten?

2) Kan de minister aangeven hoe de VSSE het risico op verdere verspreiding van extremisme en radicalisering opvolgt in de gevangenissen gelet op het voorgaande?

3) Heeft het niet opvolgen van alvast één veroordeelde terrorist in de gevangenis door de VSSE geleid tot bijkomende veiligheidsrisico's en kan dit worden toegelicht? Zo neen, kan de minister dit gedetailleerd toelichten gezien de eerdere veroordeling voor terrorisme?

4) Hoe wil men concreet de problemen van rekrutering in de gevangenissen tegengaan, gelet op het feit dat de VSSE alvast in één geval een veroordeelde voor terrorisme niet heeft opgevolgd en dus ook geen weet kan hebben over eventuele rekrutering?

Antwoord ontvangen op 28 januari 2014 :

1. We dienen er in de eerste plaats op te wijzen dat de zaak waarvan sprake al dateert van 2002-2003, of ruim tien jaar geleden. Er was in die periode geen systematische opvolging van gedetineerde terroristen. Sindsdien is er echter veel veranderd. In 2006 trad het Plan Radicalisme in werking en werd er ook een samenwerkingsprotocol afgesloten tussen de Veiligheid van de Staat en het Directoraat-generaal Penitentiare Instellingen (DG EPI). Details kunnen we hierover niet meedelen, maar de uitwisseling van gegevens is nu degelijk geregeld en de samenwerking is voorbeeldig.

2. Het gaat bij onze samenwerking niet alleen om de opvolging van gekende extremisten, maar ook van radicalisering in het algemeen. Er is tegelijkertijd voorzien in de vorming van het gevangenispersoneel. Er zijn de laatste jaren extra moslimconsulenten aangesteld om de extremisten geen vrije baan te geven. Door de toegenomen gegevensuitwisseling zijn we beter in staat beginnende netwerken in een vroeg stadium te detecteren en te verstoren.

3. We herhalen dat de genoemde zaak dateert van meer dan tien jaar geleden. Betrokkene zat zijn straf in België volledig uit en werd bij strafeinde het land uitgewezen door de Dienst Vreemdelingenzaken. We kunnen in dit geval dus niet spreken van een verhoogd veiligheidsrisico.

Het is echter wel zo dat in tussentijd het belang dat gehecht wordt aan de gevangenis als mogelijke radicaliseringshaard bij alle betrokken diensten toegenomen is. Het is precies deze vaststelling die geleid heeft tot het vastleggen van een Samenwerkingsprotocol in 2006.

4. We verwijzen hierbij naar het antwoord op de vorige vragen: we menen te mogen stellen dat het zicht van de inlichtingendiensten op eventuele rekruteringsactiviteiten in de gevangenis drastisch verbeterd is sinds het genoemde geval van tien jaar geleden.

De Veiligheid van de Staat onderhoudt, naast haar samenwerking met binnenlandse diensten, ook contact met buitenlandse partners. Hierbij worden op Europees niveau ervaringen uitgewisseld rond deze problematiek en wordt gezocht naar effectieve methodes die tot deradicalisering moeten leiden.