Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10452

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 26 november 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

de Nederlands-Vlaamse economische missie naar Texas

Verenigde Staten
buitenlandse handel
Nederland
verhouding land-regio

Chronologie

26/11/2013Verzending vraag
16/1/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3893

Vraag nr. 5-10452 d.d. 26 november 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De media vertoonden de voorbije dagen tal van beelden waarbij de minister-presidenten van Nederland en Vlaanderen gezamenlijk schitterden onder de Texaanse zon. Broederlijk en als twee gezworen kameraden - de Morgen kapittelden hen als de Texasrakkers - leidden ze een bijna 100-koppen tellende delegatie. Natuurlijk draagt de Vlaamse Gemeenschap een uitgesproken verantwoordelijkheid voor buitenlandse handel, maar deze missie, als coproductie Vlaanderen - Nederland, kan moeilijk anders dan ook politiek worden geïnterpreteerd.

Al eerder ergerde de minister zich aan de assertieve en vooral politieke opstelling van de Vlaamse minister-president. Zo ging Kris Peeters hem voor in een missie naar Libië en Myanmar. Als tegenreactie benoemde de minister "federale economische adviseurs" op de ambassades. Op de recente Interministeriële Conferentie Buitenlandse Handel waren alle betrokken ministers (Vlaams, Waals, Brussels) aanwezig… behalve de federale excellentie. Als verontschuldiging stelde zijn kabinetschef lapidair "men moet weten wat men wil: ofwel onderhandelt men ofwel laat men de Raad van State beslissen". Dit citaat geeft overduidelijk uitdrukking aan de ergernis en zelfs de frustratie van de minister.

Hoe evalueert de minister het gezamenlijke bezoek van de Nederlandse en Vlaamse minister-presidenten aan Texas? Op welke wijze geeft hij een plaats aan de uitdrukkelijk politieke uitstraling daarvan.

Bevestigt de minister zijn ergernis over de assertieve en daadkrachtige koers van de Vlaamse overheid in deze zaken, zoals ook door zijn kabinetschef kribbig uitgedrukt naar aanleiding van de afwezigheid van de minister op de meest recente Interministeriële Conferentie Buitenlandse Handel.

In welke mate moet het dreigement van "de Raad van State" worden geïnterpreteerd? Hoe verhoudt de minister zich tegen de juridische stappen hieromtrent?

Hoe ziet hij de samenwerking en communicatie - of het ontbreken ervan - verder evolueren?

Antwoord ontvangen op 16 januari 2014 :

Van 7 tot 9 juli 2013 had inderdaad een economische en handelsmissie naar Houston (Texas) plaats waaraan ruim 90 Vlaamse en Nederlandse bedrijven en meer dan 125 zakenmensen deelnamen, gezamenlijk geleid door Vlaams minister-president Kris Peeters en de Nederlandse minister-president Mark Rutte samen met hun de ministers Hilde Crevits van mobiliteit en openbare werken en Melanie Schultz van Haegen van infrastructuur en milieu. Deze zending concentreerde zich op activiteiten in de sectoren chemie, olie en gas en logistiek. Deze zending was een succes hetgeen bleek uit de positieve reacties van de deelnemers. Het spreekt dan ook vanzelf dat ik dit geslaagde initiatief, dat de gedeelde Deltaregio in Texas op de kaart zette, toejuich.

Deze steun toont duidelijk aan dat er geen enkele irritatie of frustratie bestaat over de assertieve en energieke wijze waarop de gewesten onze ondernemingen in het buitenland ondersteunen en promotie voeren voor diverse sectoren. Een dynamische en efficiënte aanwezigheid op het internationale toneel van de gewesten en hun agentschappen voor handel en investeringen geeft mij integendeel een dubbele reden tot tevredenheid, niet alleen omwille van een welgekomen uitvoering van de staatshervormingen maar ook omdat een dergelijke actie de competitiviteit van ons land verbetert en de groei en tewerkstelling bevordert, precies hetgeen waaraan België tegenwoordig behoefte heeft.

Het is vanuit dezelfde doelstellingen en als minister van buitenlandse zaken en buitenlandse handel, met respect voor de bevoegdheden van eenieder, dat ik eveneens op een assertieve en energieke wijze mijn departement en het netwerk van ambassades en consulaten wil mobiliseren om daar waar mogelijk een beslissende steun te bieden aan onze bedrijfswereld. De uitwerking van de instrumenten voor economische diplomatie waarover mijn diensten beschikken blijken cruciaal voor vele van onze economische sectoren, hetgeen overigens blijkt uit het succes die ze kennen bij onze bedrijven. Deze actie is perfect complementair aan deze van de gewesten, waarbij ze elkaar wederzijds versterken.

Het apparaat van adviseurs voor economische diplomatie werd eveneens ten voordele van de gewestelijke vertegenwoordigers uitgewerkt en ik betreur dan ook dat sommigen door zich ertegen te verzetten, om redenen die mij vooral ideologisch van aard lijken, de reeds beperkte actiemiddelen waarover ons land in de wereld beschikt verzwakken en dit in het licht van een steeds toenemende concurrentie vanwege andere geïndustrialiseerde en opkomende landen. Een kogel in de voet schieten van onze ondernemers is nooit en goed idee en is het nog minder in tijden van crisis. Wat de verklaring van mijn kabinetschef betreft , is die enkel te beschouwen als een herinnering, zonder irritatie of frustratie, dat er altijd een keuze bestaat tussen een politieke onderhandeling of een juridische weg via de Raad van State, maar dat beide tegelijk niet mogelijk zijn.