het intimiderende gedrag van een politieagent ten opzichte van een journalist
beroep in de communicatiesector
overbrenging van gedetineerden
politie
6/11/2013 | Verzending vraag |
28/4/2014 | Einde zittingsperiode |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3900
Een journalist - in het bezit van een perskaart - was toevallig in de buurt van het Brusselse Justitiepaleis, toen hij zes politieagenten opmerkte die een aantal geboeide arrestanten begeleidden vanuit een politiecombi naar het parketgebouw. De journalist legde dit transport vast met zijn gsm, maar een begeleidende politieagent benaderde hem op intimiderende wijze en (1) stelde dat de journalist niet mocht filmen (2) vroeg hem zijn identiteits- en perskaart, (3) weigerde zich te identificeren en (4) reageerde bijzonder kribbig toen de journalist hem erop attendeerde dat het niet is toegelaten om arrestanten toonbaar in de publieke ruimte te begeleiden, en hij dreigde ook een proces-verbaal op te stellen.
De Brusselse parketwoordvoerder beaamde dat de overbrenging niet helemaal correct verliep, maar stelde wel dat de politieagent zich niet moest identificeren omdat hij een naamkaartje droeg. De betrokken journalist stelt echter dat dit naamkaartje niet of niet zichtbaar was aangebracht.
Hoe evalueert de minister de gebeurtenis, waarbij een politieagent zich duidelijk en manifest misdroeg tegenover een journalist? Bevestigt ze de analyse van de parketwoordvoerder dat de agent in kwestie niet correct optrad?
Hoe moet een politieagent zich volgens haar identificeren bij een vraag van een burger? Vindt ze dat een uniform en naamkaartje volstaan of moet een politieagent ingaan op een vraag om zijn politiekaart te tonen? Bestaan hierover strikte en controleerbare regels, bijvoorbeeld over de eenvormigheid van het uniform en van de naamkaartjes en over de wijze en de plaats waarop die moeten worden aangebracht? Erkent de minister dat er - als contradictie in terminis - een veelheid aan uniformen bestaat en dat het voor de burgers niet meer mogelijk is om op het eerste zicht een uniform als echt te identificeren?
Vindt de minister het daarom niet noodzakelijk dat een politieagent altijd moet worden verplicht om op eenvoudig verzoek ook zijn politiekaart te tonen en ook de gelegenheid te geven om die te lezen?