Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-958

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 9 mei 2008

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Afghanistan - Voedselschaarste - Hulp

Afghanistan
tarwe
prijsstijging
consumptieprijs
prijs van levensmiddelen
Pakistan
uitvoerbeperking
voedingsproduct
voedselschaarste
niet-gouvernementele organisatie
internationale hulp

Chronologie

9/5/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/6/2008)
13/6/2008Antwoord

Vraag nr. 4-958 d.d. 9 mei 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De laatste maand is de prijs van tarwe verdubbeld in Afghanistan.

De prijs van 50 kg bloem is gestegen van 700 Afghanis (lokale munteenheid) in het begin van het jaar naar 1 250 Afghanis begin april 2008 en 2 500 Afghanis of 50 dollar begin mei 2008.

De maandelijkse behoefte aan tarwe voor een gemiddeld Afghaans gezin kost heden even veel als het totale loon van de meeste ambtenaren.

Het hoeft geen betoog dat deze voedselschaarste kan leiden tot een zware destabilisatie van de Afghaanse regering. Nu reeds breken her en der kleine demonstraties uit en de Taliban zullen hier ongetwijfeld munt uit slaan.

In dit kader is ontwikkelingshulp dan ook cruciaal. Uit het rapport “Falling short, Aid Effectiveness in Afghanistan”, blijkt dat we nog een lange weg te gaan hebben.

Graag had ik volgende vragen gesteld:

1) Is de geachte minister bekend met het rapport “Falling short, Aid Effectiveness in Afghanistan”? Zo ja, welke beleidsconclusies trekt hij hieruit?

2) Klopt het dat van de 25 miljard dollar die internationale donoren in 2001 aan Afghanistan hebben beloofd, er nog 10 miljard moet worden overgemaakt? Welke donoren hebben de grootste achterstand en hoeveel bedraagt deze?

3) Wat is de oorzaak van de achterstand en wat doet België om de toegezegde hulp alsnog op de juiste plaats te krijgen?

4) Hoeveel hulp is respectievelijk toegezegd aan de centrale Afghaanse overheid, de gedecentraliseerde overheden en hoeveel aan de NGO’s? Wat bedraagt het totaal?

5) Waarom besteden donorlanden een groot gedeelte van de hulp aan het inhuren van eigen consultants? Welk deel van de Belgische hulp wordt aan Belgische consultants en of NGO’s besteed?

Antwoord ontvangen op 13 juni 2008 :

1. Het rapport is mij bekend. Het is gemaakt in opdracht van ACBAR, een consortium van een honderdtal NGOs die werkzaam zijn in Afghanistan (er is één Belgische NGO lid van dit consortium, « Solidarité Afghanistan Belgique »). Het rapport bevestigt — vanuit de invalshoek van de NGOs — de bekende informatie dat de wederopbouw van Afghanistan uiterst moeizaam verloopt en dat buitenlandse hulp er geconfronteerd wordt met een aantal contraintes die de doeltreffendheid ervan ondermijnen. Afghanistan is een typisch voorbeeld van een post-conflict land waar grote behoefte is aan externe financiering en waar onvoldoende lokale capaciteit bestaat om die behoorlijk aan te wenden.

België is zich bewust van de onvolkomenheden van de hulp. In het nieuwe model nemen de lokale overheid en de nationale prioriteiten een centrale plaats in, wordt bij voorkeur geopteerd voor budgetsteun en versterking van de instellingen, en wordt een radicale taakverdeling onder de donoren doorgevoerd. Om deze reden heeft ons land ervoor gekozen geen eigen bilaterale hulp aan Afghanistan te geven, maar ons in te schrijven in zorgvuldig uitgekozen bestaande inspanningen. Afghanistan is immers geen partnerland is van de publieke Belgische ontwikkelingshulp die bij wet geconcentreerd wordt op een beperkt aantal landen. Onze bijdragen verlopen daarom via indirecte kanalen (NGO's) of internationale organisaties.

2. Het is correct dat er een achterstand bestaat tussen de toegezegde hulp aan Afghanistan en de reële uitgaven. Dit is gedeeltelijk een « normaal » fenomeen dat in andere ontwikkelingslanden ook voorkomt, en zeker in fragiele post-conflictlanden. Maar niet alle achterstand kan daardoor verklaard worden. Het rapport wijst ook op de inefficiënte donorpraktijken en het overmatig en onaangepast inzetten van dure externe experten.

Het rapport van ACBAR staaft de beweringen door melding te maken van de grootste donoren en de achterstand in hun programma's. België wordt niet vermeld in het rapport. Welke is de situatie voor ons land ? België heeft 30 miljoen euro toegezegd op de conferentie van Tokio in januari 2002, voor een periode van vijf jaar (van 2002 tot en met 2006). Omdat wij zoals in vraag 1 aangegeven niet zelf rechtstreeks projecten uitvoeren in Afghanistan, hebben ook maar indirect vat op de uitvoeringsgraad. Van de 30 miljoen is is tijdens de periode 2002-2006 ongeveer 25 miljoen euro uitgegeven, of een realisatiegraad van meer dan 85 % wat gezien de omstandigheden meer dan behoorlijk is. In 2007 is 7,7 miljoen euro uitgegeven, waarmee België dus de belofte van Tokio gehonoreerd heeft.

3. De oorzaak van de achterstand ligt enerzijds in de moeilijke omstandigheden in Afghanistan. De onveiligheid, de gebrekkige infrastructuur, de taal- en communicatiebarrières, de slechte werking van de publieke instellingen, het zijn allemaal factoren die efficiënte hulpverlening bemoeilijken. Anderzijds dragen de donoren ook de deel van de verantwoordelijkheid : ze treden versnipperd op, spreken te weinig onderling af over hun prioiteiten, leggen te veel voorwaarden op aan zwakke en overbelaste administraties. Het NGO-rapport legt eenzijdig de nadruk op de rol van de donoren, en gaat voorbij aan de extreem moeilijke context. NGO's zijn overigens ook niet vrij te pleiten van substitutiecoöperatie en schrijven zich ook niet altijd in in de lokale beleidsplannen.

Op 12 juni 2008 gaat in Parijs een grote donorconferentie over Afghanistan door. Deze conferentie is een uitstekende gelegenheid om een balans op te maken van de reeds verstrekte hulp aan Afghanistan en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan. Hopelijk zullen de juiste lessen getrokken worden en kunnen afspraken met de Afghaanse overheid gemaakt worden over de verbetering van de kwaliteit van de hulp. België zal aan de conferentie deelnemen.

4. In 2002 en 2003 was de Belgische bijdrage hoofdzakelijk bestemd voor humanitaire operaties. Vanaf 2004 is de klemtoom verschoven naar wederopbouw en versterking van de maatschappelijke geledingen. De Belgische hulp is voor het grootste deel gekanaliseerd via de Verenigde Naties (VN). De meeste projecten zijn gelegen op provinciaal of districtsniveau. Er wordt dus weinig geld in Kaboel uitgegeven, en des te meer op het terrein. De NGO-financiering is beperkt omdat er nu eenmaal zeer weinig Belgische NGO's actief zijn in Afghanistan. Wel financiert ons land ook initiatieven van lokale en regionale NGO's.

5. Donoren doen vaak een beroep op eigen uitvoeringsagentschappen of consultants omdat er geen lokale capaciteit voorhanden is of omdat de lokale structuren niet de gewenste kwaliteit kunnen leveren. Controle-overwegingen spelen ook mee, want in sommige landen zou het onverstandig zijn de financiële middelen niet in eigen beheer te houden. Dit is natuurlijk geen oplossing op langere termijn. De bedoeling moet altijd zijn zoveel mogelijk te werken in het kader van nationale strategieën en via nationale instellingen en personeel.

België voert zelf geen projecten uit in Afghanistan. In de door ons via de VN of NGO's gefinancierde projecten wordt het grootste deel van het werk gedaan door lokale arbeidskrachten. De Belgische hulp aan Afghanistan is ongebonden : er zijn geen clausules waarin de uitvoerders verplicht worden een beroep te doen op Belgische bedrijven of consultants. De hulp die via Belgische NGO's gaat is beperkt (minder dan 5 % van het totaal).