Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-942

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 9 mei 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Spaartegoedenrichtlijn - Evaluatie (Standpunt van België - Opheffing van het bankgeheim - Omzetting naar Belgisch recht - Automatische uitwisseling van informatie - Gesloten overeenkomsten met derde landen - Uitbreiding van de werkingssfeer)

uitwisseling van informatie
spaartegoed
richtlijn (EU)
belasting op inkomsten uit kapitaal
bankgeheim
Ecofin
fiscale controle
belastingharmonisatie
Zwitserland
Liechtenstein
San Marino
Monaco
Andorra

Chronologie

9/5/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/6/2008)
9/6/2008Antwoord

Vraag nr. 4-942 d.d. 9 mei 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op verzoek van de ministers van Financiën komt de Europese Commissie in mei 2008 met een vervroegde evaluatie van de spaartegoedenrichtlijn. Daarin is geregeld dat landen met een bankgeheim belasting heffen over de spaarrentes.

Binnen de Europese Unie (EU) en dan vooral in Duitsland is grote ontevredenheid over de hoeveelheden belastinggeld die Liechtenstein en Zwitserland afdragen.

Door rentevrije producten te kopen zoals aandelen kunnen mensen deze belastingheffing ontlopen.

Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat is het officieel standpunt dat België gaat verdedigen/heeft verdedigd omtrent de spaartegoedrichtlijn op de vergadering van de ministers van Financiën? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?

2) Kan de geachte minister aangeven welke landen binnen de EU hebben aangegeven bij de Europese Commissie of binnen de vergadering van de ministers van Financiën dat het bankgeheim moet worden opgeheven bij alle lidstaten? Welke landen zijn tegen?

3) Is België voorstander van het opheffen van het bankgeheim binnen de EU ? Zo ja, is hij gewonnen voor een gefaseerde opheffing en welke streefdatum is realistisch? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?

4) Indien hij voorstander is van de opheffing van het bankgeheim, moeten er hieromtrent dan niet eerst afspraken worden gemaakt omtrent gelijksoortige maatregelen tussen de EU en Zwitserland, Andorra, Monaco, Liechtenstein en San Marino? Kan hij dit toelichten?

5) Welke afspraken zouden er naar zijn mening moeten worden gemaakt tussen de EU en Zwitserland, Andorra, Monaco, Liechtenstein en San Marino? Is er reeds overleg en zo ja, tussen wie en wanneer?

6) Wat is het officieel standpunt van België inzake de spaartegoedrichtlijn omtrent het uitbreiden van de belastbare basis naar niet rentegebonden producten zoals aandelen en andere producten? Acht hij deze uitbreiding haalbaar gezien de belangen en de impact op de City en Luxemburg? Werd er hieromtrent reeds overleg gepleegd?

Antwoord ontvangen op 9 juni 2008 :

1. Zoals alle andere Lidstaten wacht België op het rapport over het functioneren van de spaarrichtlijn dat de Commissie binnenkort moet voorleggen aan de Raad van de Europese Unie. Tijdens de bijeenkomst van de ministers van Financiën op 15 mei 2008 (ECOFIN) heeft de Raad de Commissie verzocht om dat rapport uiterlijk tegen 30 september 2008 voor te leggen. Daarna zouden er uit dat rapport specifieke voorstellen moeten voortvloeien die ertoe strekken de richtlijn doeltreffender te maken.

2. De opheffing van het bankgeheim — waaronder moet worden verstaan dat alle Lidstaten overgaan tot het toepassen van het stelsel van de automatische uitwisseling van informatie over de inkomsten uit spaargelden — werd niet in het bijzonder besproken op de ECOFIN van 15 mei 2008.

3. Bij de omzetting naar Belgisch recht van de spaarrichtlijn heeft het Parlement gekozen voor het stelsel van de bronheffing, hetgeen in principe een overgangsstelsel is; België is er dus geen voorstander van dat dit stelsel binnen de EU zou worden afgeschaft vooraleer de in de spaarrichtlijn voorziene overgangsperiode verstreken is. België zou evenwel kunnen overwegen om nog vóór de einddatum die voor de overgangstermijn van de spaarrichtlijn is vastgelegd, apart over te gaan naar het stelsel van de uitwisseling van informatie. Er werd daarvoor geen tijdschema vastgelegd, maar het spreekt vanzelf dat 1 juli 2011, datum vanaf dewelke het door de spaarrichtlijn bepaalde tarief van de bronbelasting naar 35 % zal gaan, een scharnierdatum zal zijn. België wil in elk geval eerst de doeltreffendheid van beide stelsels evalueren en vergelijken alvorens te kiezen voor het stelsel van de uitwisseling van informatie. Ik wens het geachte lid mede te delen dat het hier niet gaat om het zomaar opheffen van het bankgeheim, maar enkel om een automatische uitwisseling van informatie over sommige betalingen van grensoverschrijdende interest (of andere inkomsten uit spaargelden).

4. Momenteel is de voor alle Lidstaten geldende verplichting om over te gaan naar het stelsel van de automatische uitwisseling van informatie niet van toepassing vóór « de datum van inwerkingtreding van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, bij een met eenparigheid van stemmen genomen besluit van de Raad, en de Zwitserse Confederatie, het Prinsdom Liechtenstein, de Republiek San Marino, het Prinsdom Monaco en het Prinsdom Andorra, die voorziet in de uitwisseling van gegevens op verzoek, in de zin van de op 18 april 2002 gepubliceerde modelovereenkomst van de OESO betreffende de uitwisseling van belastinggegevens ». Zolang de spaarrichtlijn daar niet anders over beschikt, zal de opheffing van het bankgeheim wel degelijk nog voorafgegaan worden door onderhandelingen met de vijf voornoemde derde landen teneinde van die landen te verkrijgen dat ze toestemmen in de uitwisseling van informatie op verzoek over inkomsten uit spaargelden die worden uitbetaald aan inwoners van de EU.

5. Om in de toekomst onderhandelingen te kunnen voeren over de in mijn antwoord op vraag 4 hiervoor vermelde overeenkomsten, bevatten de overeenkomsten die de Europese Gemeenschap reeds heeft gesloten met de betrokken derde landen en die voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in de spaarrichtlijn een herzieningsbepaling. Die herzieningsbepaling bepaalt dat er overleg wordt gepleegd om die overeenkomsten te wijzigen in functie van de internationale ontwikkelingen. Bij mijn weten heeft dergelijk overleg nog niet plaatsgevonden, maar de recente schandalen zouden wel eens van die aard kunnen zijn dat ze door sommigen beschouwd worden als een internationale ontwikkeling die de Europese Gemeenschap de gelegenheid biedt om met dergelijk overleg te beginnen.

6. Wat de uitbreiding van de werkingssfeer van de spaarrichtlijn betreft, heeft België zich onlangs uitgesproken voor de uitbreiding van de richtlijn tot uitkeringen van interest aan bepaalde rechtspersonen enerzijds en tot producten zoals verzekeringsproducten of andere financiële instrumenten anderzijds, op voorwaarde dat die producten dezelfde kenmerken hebben als de uitkeringen van interest die nu reeds onder de richtlijn vallen. Momenteel ben ik dus niet van plan om de werkingssfeer van de spaarrichtlijn uit te breiden tot inkomsten zoals dividenden of meerwaarden.

Het spreekt vanzelf dat elke uitbreiding van de werkingssfeer van de spaarrichtlijn gepaard zou moeten gaan met een gelijktijdige invoering van gelijksoortige maatregelen door de vijf voornoemde derde landen en door sommige afhankelijke of geassocieerde gebieden. Om het concurrentievermogen van alle Europese financiële markten te vrijwaren, zal er bovendien moeten over gewaakt worden dat de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn en van de overeenkomsten sommige financiële markten niet bevoordeelt ten opzichte van andere. Het welslagen van het herzieningsproces, dat aan de unanimiteit is onderworpen, hangt af van dit evenwicht.

Tot slot kan ik het geachte lid nog meedelen dat de diensten van de Commissie reeds begonnen zijn met het raadplegen van de marktoperatoren en van de Lidstaten aangaande de uitbreiding van de werkingssfeer van de spaarrichtlijn. Die raadplegingen zouden op termijn moeten leiden tot een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van de huidige richtlijn.