Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-885

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 28 april 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Belgische pensioenfondsen - Reservetekorten - Herstelplan

aanvullend pensioen
pensioenregeling
Financial Services and Markets Authority
spaartegoed
monetaire crisis
beleggingsmaatschappij
verzekeringsmaatschappij
verzekeringsproduct
financiële solvabiliteit
levensverzekering
boekhoudkundige reserve
bescherming van de consument
pensioenfonds

Chronologie

28/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 29/5/2008)
9/6/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-886
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-887

Vraag nr. 4-885 d.d. 28 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

“De Nederlandsche Bank” (DNB) heeft van verschillende Nederlandse pensioenfondsen een melding ontvangen van een reservetekort, aldus een Nederlandse krant.

De betreffende fondsen is gevraagd een herstelplan te schrijven waarin wordt aangegeven op welke wijze ze hun financiële positie willen herstellen. Dit schrijft DNB maandag in een schrijven aan de pensioenfondsen.

Volgens de toezichthouder hebben de kredietcrisis, de dalende rente en de negatieve ontwikkelingen op de aandelenmarkten in het eerste kwartaal geleid tot een daling van de dekkingsgraad. Dit is de mate waarin een pensioenfonds kan voldoen aan zijn toekomstige verplichtingen.

De financiële buffers van een op de drie Nederlandse pensioenfondsen zijn inmiddels gezakt tot onder de grens die werd vastgelegd door de Nederlandse Nationale Bank, bleek vorige week uit cijfers van de pensioenconsultant Mercer. De onderzoeker bekijkt dagelijks hoe het is gesteld met de dekkingsgraad bij vierennegentig van de zevenhonderd Nederlandse pensioenfondsen. Een maand geleden was de dekkingsgraad nog bij een vijfde van de pensioenfondsen te laag.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Hebben het Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) of andere diensten weet van pensioenfondsen die een reservetekort zouden hebben? Zo ja, om hoeveel fondsen gaat het en welke bedragen en hoeveel pensioenspaarders zijn hiermee gemoeid? Kan de geachte minister dit uitvoerig toelichten?

2. Hoeveel bedraagt de gemiddelde dekkingsgraad van de Belgische pensioenfondsen en kan de ontwikkeling van de dekkingsgraad worden aangeven op kwartaalbasis van deze fondsen? Is er sprake van een negatieve tendens?

3. Kan er aangeven worden welke waarborgen er zijn wat betreft het toezicht op de Belgische pensioenfondsen en volstaan deze, gezien de negatieve ontwikkelingen op de beurzen, de problemen tengevolge de credit crunch en de toegenomen inflatie?

4. Is er behoefte aan een herstelplan bij één van de pensioenfondsen die in ons land gevestigd zijn en kan dit uitvoerig worden toegelicht?

Antwoord ontvangen op 9 juni 2008 :

1. Vooreerst dient te worden opgemerkt dat de Nederlandse pensioenfondsen waaraan wordt gerefereerd, pensioenfondsen zijn in het kader van de tweede pensioenpijler, dat wil zeggen pensioenfondsen die pensioenen opbouwen in het kader van de beroepsactiviteit van de aangeslotenen.

De Belgische tegenhanger van de Nederlandse pensioenfondsen zijn de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP), die onderworpen zijn aan de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (WIBP). IBP's kunnen worden opgericht voor het beheer van wettelijke of aanvullende pensioenen. Wat de aanvullende pensioenen betreft kunnen zij zowel actief zijn voor werknemers (in het kader van de wet van 28 april 2003 (WAP)) als voor zelfstandigen (in het kader van het vrij aanvullend pensioen).

Op dit ogenblik zijn in België twee honderd vijfenvijftig IBP's actief.

De term pensioenfonds wordt in België ook soms gebruikt voor een aantal spaarproducten in het kader van de derde pensioenpijler (pensioensparen), met name de pensioenspaarfondsen. Vermits deze pensioenspaarfondsen van een andere orde zijn dan de Nederlandse pensioenfondsen, waaraan het geachte lid in zijn vraag refereert, blijven zij in dit antwoord buiten beschouwing.

Op grond van artikel 82 van de WIBP zijn de IBP's ertoe gehouden om jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) haar jaarrekening en jaarverslag over te maken. Op grond daarvan kan de CBFA zich een beeld vormen van de financiële gezondheid van elke IBP afzonderlijk alsook over de evolutie van de markt.

Op grond van de rapportering met betrekking tot het boekjaar 2006 bleek dat op 31 december 2006 viertien IBP's een reservetekort vertoonden, dat wil zeggen dat de activa waarover deze IBP's beschikken niet volstaan om alle verplichtingen af te dekken. Deze IBP's beheren de pensioenrechten van 12 875 aangeslotenen, waaronder 5 915 actieve aangeslotenen, 3 248 aangeslotenen met uitgestelde rechten en 3 712 rentegenieters.

Vermits nog niet alle IBP's hebben gerapporteerd met betrekking tot het boekjaar 2007, zijn de cijfers met betrekking tot dat jaar nog niet volledig. Uit de cijfers waarover de CBFA op 23 mei 2008 beschikte, blijkt dat op 31 december 2007 zeven IBP's een reservetekort vertoonden. Op die datum beschikte de CBFA over rapportering van ongeveer honderd twintig pensioenfondsen die de pensioenverplichtingen van twee derde van de markt vertegenwoordigen.

Er moet worden benadrukt dat een reservetekort niet betekent dat de IBP liquiditeitsproblemen kent, in de zin dat de uitbetaling van de aanvullende pensioenen in gevaar zou komen. De activiteiten van IBP's zijn essentieel langetermijnverrichtingen, waarbij het grootste deel van de verplichtingen pas binnen verschillende jaren of zelfs decennia op vervaldag komt.

2. Op 31 december 2006 bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad van de Belgische instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening 143 %. Op basis van partiële gegevens met betrekking tot het boekjaar 2007, bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad op 31 december 2007 136 %.

De CBFA beschikt niet over systematische gegevens over de evolutie van de dekkingsgraad op kwartaalbasis.

3. Het beheer van aanvullende pensioenen dient in België verplicht te worden toevertrouwd aan een externe pensioeninstelling. IBP's zijn naast verzekeringsondernemingen het enige type instelling dat daartoe aanmerking komt.

De externalisering van de pensioengelden, vormt een eerste belangrijke waarborg voor de veiligheid van de aanvullende pensioenen, vermits zij daardoor niet langer onderhevig zijn aan het faillissementsrisico van de werkgever.

Ten tweede maken de activiteiten van de IBP's zelf het voorwerp uit van een omvattende wettelijke regeling, die er essentieel op gericht is om de IBP te laten functioneren als een veilige bron van pensioenvoorziening.

Volgende principes zijn in dat verband van belang :

Wat de aanvullende pensioenen voor werknemers betreft mag ten slotte niet vergeten worden dat de externalisering van de pensioengelden de bijdragende onderneming (dit is de werkgever of de sector) niet van zijn verplichtingen bevrijdt. Het is de bijdragende onderneming — en niet de IBP — die finaal verantwoordelijk blijft voor de nakoming van de pensioenverplichtingen.

4. Op grond van artikel 116 van de WIBP eist de CBFA dat een IBP haar een concreet en haalbaar herstelplan ter goedkeuring voorlegt wanneer de technische voorzieningen, solvabiliteitsmarge of schulden niet meer gedekt worden door voldoende en passende activa. Van zodra er sprake is van een financieringstekort geldt bijgevolg automatisch de verplichting tot het opstellen van een herstelplan. Op grond van de rapportering over het boekjaar 2006 dienden bijgevolg de viertien IBP's die een financieringstekort vertoonden aan de CBFA een herstelplan ter goedkeuring voor te leggen of te bewijzen dat zij het bestaande herstelplan volgden.

De termijn van uitvoering en de inhoud van het herstelplan zijn niet wettelijk vastgelegd. Een herstelplan kan dan ook diverse maatregelen omvatten, gaande van een herziening van het financieringsplan, over tijdelijke verbod op afkopen tot een onmiddellijke aanzuivering van de vastgestelde tekorten. Die flexibiliteit strekt ertoe om bij de opstelling en beoordeling van een herstelplan rekening te kunnen houden met specifieke situatie waarin de IBP zich bevindt. Het merendeel van de financieringstekorten op 31 december 2006 werd trouwens weggewerkt door middel van een onmiddellijke bij storting door de bijdragende ondernemingen.

Op grond van de rapportering met betrekking tot het boekjaar 2007 zal de evolutie van de bestaande herstelplannen worden beoordeeld en zullen waar dat nodig zou blijken nieuwe herstelplannen worden opgelegd. Op 23 mei 2008 is dit voor vijf IBP's het geval. Uiteraard zal daarbij rekening worden gehouden met de huidige economische en financiële context. Uit contacten met de betrokken instellingen is gebleken dat ook dit jaar enkele van die tekorten door een onmiddellijke bijstorting zullen weggewerkt worden.