Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-833

van Geert Lambert (SP.A-SPIRIT) d.d. 22 april 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Kinderopvang - Beschouwen als verloning - Toepassing van artikel 38, §1, eerste lid, 11º, van het WIB 1992

loonbelasting
kinderoppas
belasting van natuurlijke personen
bijkomend voordeel

Chronologie

22/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/5/2008)
27/6/2008Antwoord

Vraag nr. 4-833 d.d. 22 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Door diverse bedrijven wordt in het kader van hun aanwervingspolitiek overwogen om aan hun werknemers met kinderen te voorzien in kinderopvang. Daar de kostprijs van kinderopvang vaak een argument is binnen het debat van de werkloosheidsvallen is dit mijns inziens een prijzenswaardige evolutie.

Nu blijkt echter dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld maaltijdcheques, deze dienstverlening van het bedrijf als een verloning te worden bestempeld. Dit betekent dat men op dit voordeel belastingen zal dienen te betalen en dat bedrijven er tevens sociale lasten op betalen. Dit remt vaak de beslissing af.

Is de geachte minister niet van oordeel dat dergelijk voordeel buiten de verloning dient te worden gezien? Zou dit voordeel niet kunnen begrepen worden onder de bepalingen van artikel 38, §1, eerste lid, 11º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992? Of overweegt de geachte minister terzake initiatieven die deze kosteloze kinderopvang daadwerkelijk ook kosteloos te maken?

Antwoord ontvangen op 27 juni 2008 :

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het voordeel dat voortvloeit uit het gebruik van een in de schoot van de onderneming ingericht kinderdagverblijf en het voordeel dat voortvloeit uit de tussenkomst door de werkgever in de opvangkosten van de kinderen van de werknemer met betrekking tot een buiten de onderneming ingerichte opvangvoorziening.

Het voordeel dat voortvloeit uit het gebruik van een in de schoot van de onderneming ingericht kinderdagverblijf wordt bij de werknemer overeenkomstig artikel 38, § 1, eerste lid, 11º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) als een vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt.

Het voordeel dat voortvloeit uit de tussenkomst door de werkgever in de opvangkosten van de kinderen van de werknemer met betrekking tot een buiten de onderneming ingerichte opvangvoorziening wordt als een eigen kost van de werknemer aangemerkt.

Bijgevolg zijn de door de werkgever gestorte sommen als tussenkomst in de kosten voor de opvang van de kinderen van de werknemer, voor de werknemer belastbare bezoldigingen in de zin van de artikelen 23, § 1, 4º, 30, 1º, en 31, tweede lid, 2º, WIB 92. In elk geval kunnen deze uitgaven bij deze werknemer als een aftrekbare besteding overeenkomstig de artikelen 104, 7º, en 113, WIB 92 worden aangemerkt, voor zover de voorwaarden terzake zijn vervuld.