Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-7007

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 17 februari 2010

aan de minister van Justitie

Westerse moslimvrouwen en -kinderen - Ontvoering voor "heropvoeding" of huwelijk - Aantal dossiers -Internationale verdragen

islam
moslim
migrerende vrouw
kind
vrijheidsberoving
slachtofferhulp
politiële samenwerking
gearrangeerd huwelijk

Chronologie

17/2/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode

Vraag nr. 4-7007 d.d. 17 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Alsmaar meer Westerse moslimvrouwen en kinderen worden naar hun land van oorsprong (Marokko, Syrië, Iran, maar ook Europese landen…) 'ontvoerd' door mannelijke familieleden omdat ze te Westers, te modern en te geëmancipeerd geworden zijn of een relatie zijn begonnen met een niet-moslim. Dat gebeurt vaak tijdens de zomer, dus tijdens de voorbije vakantiemaanden.

Onder het mom van de jaarlijkse vakantie tijdens de zomermaanden worden de verwesterde moslimvrouwen en kinderen door de ouders of de echtgenoten meegelokt naar het land van oorsprong, waar ze worden achtergelaten bij familie voor 'heropvoeding', gedwongen worden tot een huwelijk of tot extreme gevallen seksuele verminkingen. Niet enkel meisjes ondergaan dergelijke ontvoeringen. Ook zeer jonge kinderen worden onttrokken aan hun moeder. Vaak kunnen deze jongelui onmogelijk naar het Westen terugkeren, omdat hun persoonlijke reisdocumenten door hun familie in beslag werden genomen.

Mede door de bilaterale akkoorden die België met sommige van die landen sloot, werd hier een mouw aan gepast. Anders is het gesteld met Arabische landen als Iran en Syrië waarmee geen bilaterale akkoorden werden gesloten. In de praktijk blijkt dat de autoriteiten van een islamitisch land niet op verzoeken van de Belgische ambassade zullen ingaan, vooral niet indien de ontvoerende ouder een islamitische vader is. Een juridische procedure opstarten in het buitenland is moeilijk, omdat die uitspraken vaak op religieuze, culturele of andere grondslagen zijn gebaseerd die voor ons land onaanvaardbaar zijn. De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft zich over deze problematiek gebogen.

Er bestaat reeds een verdrag dat internationale kinderontvoeringen regelt, namelijk het Verdrag van Den Haag van 1980. België is er voorstander van dat niet-verdragslanden aansluiten bij dit verdrag, eerder dan dat er bilaterale akkoorden mee gesloten worden. In antwoord op schriftelijke vraag nr. 4-5398 stelt minister Vanackere dat “ontvoeringen van minderjarigen in verdragsstaten van het genoemde verdrag (Conventie van Den Haag 1980) onder de bevoegdheid van Justitie vallen.”

Graag kreeg ik een antwoord op volgende vragen:

Hoeveel (unieke) dossiers betreffende ontvoeringen van minderjarigen in verdragsstaten (partij in bilaterale verdragen of in het verdrag van Den Haag) kende België de laatste jaren? Kan de geachte minister het beleid en de evolutie in cijfers toelichten (indien rekening houdende met de unieke dossiers van Child Focus en de FOD Buitenlandse Zaken)? Hoeveel van deze dossiers kennen een gunstige afloop?

Welke zijn de verdragsstaten binnen het Verdrag van Den Haag en met welke andere staten zijn er bilaterale verdragen? Bestaat er enige vorm van samenwerking met de gerechtelijke overheden van deze verdragsstaten om hulp te verlenen aan slachtoffers van dergelijke praktijken?

Kan hij het aantal dossiers per verdragsstaat weergeven?

Wat zijn volgens hem de hoofdredenen voor die wantoestanden?

Bestaat er een speciale cel bij de FOD Justitie die zich bezighoudt met het opsporen , identificeren en bijstaan van slachtoffers van dergelijke ontvoeringen naar het land van herkomst? Indien niet, heeft de geachte minister de bedoeling een dergelijke cel op te richten? Hoe is de samenwerking georganiseerd met Child Focus en FOD Buitenlandse Zaken?

Is hij van plan om een gemeenschappelijke databank aan te leggen in samenwerking met andere actoren? Zo ja, met wie? Wanneer zal die operationeel zijn?

Is hij bereid om die problematiek aan te halen, voor de zomervakantie, op (in)formele vergaderingen met de andere Europese ministers van Justitie?