Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6949

van Dirk Claes (CD&V) d.d. 12 februari 2010

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Betaalkaarten - Hoge kosten - Plafonneren van de " interchange fee " - Voordelen van de Single Euro Payments Area (SEPA)

elektronisch betaalmiddel
elektronische bankhandeling
bankkosten

Chronologie

12/2/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
19/3/2010Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1456

Vraag nr. 4-6949 d.d. 12 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De klachten over de hoge kosten verbonden aan de betaalkaarten, en zeker en vast de kredietkaarten, zijn u zeker en vast bekend. De handelaar dient telkens een (fikse) bijdrage te betalen aan de bank, wanneer de cliënt betaalt met een elektronische kaart. Deze commissies kunnen bijzonder sterk oplopen, soms tot meer dan 2 % van de totale transactiewaarde.

De Belgische handelaars zouden hierdoor meer dan 40 miljoen euro op jaarbasis verliezen. In juni 2009 liep hierover een officieel onderzoek bij het Auditoraat. Graag had ik van de minister vernomen wat de conclusies zijn van dit onderzoek en welke concrete maatregelen hij zal nemen om de binnenlandse " interchange fee " te plafonneren of zelfs te bannen zoals in andere Europese landen reeds is gebeurd.

U weet dat er door de Europese Commissie recent maatregelen werden genomen om de grensoverschrijdende transacties goedkoper te maken. Daardoor zijn binnenlandse transacties nu duurder dan grensoverschrijdende. Dit is een totaal onlogische situatie.

De Belgische handelaars dringen er bij u eveneens op aan dat de Single Euro Payments Area (SEPA), de Europese eengemaakte ruimte voor elektronisch betaalverkeer, ook op vlak van het elektronisch betaalverkeer voordelen met zich zal meebrengen. Mijn inziens zijn er hiervoor mogelijkheden inzake een scherpere concurrentie tussen de bedrijven die deze dienstverlening aanbieden en bijgevolg ook betere prijsvoorwaarden voor de handelaars.

1. Wat zijn de conclusies van het rapport van het Auditoraat?

2. Welke maatregelen zal de minister nemen om de " interchange fee " te plafonneren of te bannen?

3. Binnen welke termijn zullen deze initiatieven in werking zijn?

4. In welk stadium bevinden zich de onderhandelingen over de SEPA?

5. Welke concrete voordelen zal de SEPA bieden inzake het elektronisch betaalverkeer voor Belgische handelaren?

Antwoord ontvangen op 19 maart 2010 :

1. Inzake de interchange fee of afwikkelingsvergoeding voor internationale betalingen van Mastercard nam de Europese Commissie op 19 december 2007 een beschikking waarna de tarieven werden beperkt.

Ook al had de beschikking van de Commissie maar betrekking op minder dan 5 % van de transacties met Mastercard, toch trok Mastercard naar het hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om de beschikking te laten vernietigen. Naderhand sloten Mastercard en de Commissie in het voorjaar van 2009 een akkoord om de tarieven voor dit beperkte aantal transacties te beperken (niet af te schaffen) tot de uitspraak in Luxemburg een feit is. Mastercard deelde toen formeel mee dat het akkoord met de Commissie niet vatbaar is voor de nationale transacties (en de overige 95 % van zijn omzet).

Het Auditoraat van de Raad van de Mededinging heeft ook in ons land - in samenspraak met de Europese mededingingsautoriteiten - een formeel onderzoek geopend naar de kostprijs voor handelaars van kaartbetalingen, en in dat kader gegevens opgevraagd en analyses uitgevoerd.

Het onderzoek is nog niet afgerond omdat momenteel enkele bijkomende elementen van belang zijn die een impact kunnen hebben op de afloop van het onderzoek:

- de financiële instellingen en de handelaars hebben, zoals ik hierboven aangaf, aangekondigd een akkoord te willen vinden rond het elektronisch betalen;

- de Europese Commissie voert momenteel een nieuw onderzoek naar de kost van betalen in zevenentwintig landen. Dit onderzoek waarvan de resultaten tegen de zomer van 2010 verwacht worden zal ook een belangrijke input vormen voor het onderzoek van de Belgische mededingingautoriteiten;

- er loopt momenteel een gerechtelijke procedure van Mastercard bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tegen de beslissing van de Europese Commissie over de interchange tarieven van Mastercard. Men moet dus zeer behoedzaam tewerk gaan.

Ik ben en blijf voorstander van een overlegde oplossing zoals die momenteel nagestreefd wordt. Onze mededingingsautoriteiten moeten hun tanden tonen en sterk ingrijpen wanneer de markt blijvend verstoord wordt of bepaalde partijen hun macht misbruiken. Ze zullen dat ook doen zoals in het verleden.

2. Voorafgaand wens ik toch de manier waarop het elektronisch betaalverkeer verloopt te verduidelijken.

Een handelaar die besluit kaarten te aanvaarden moet voor de verwerking van de transacties, en dus om het geld van de klant op zijn rekening te krijgen een contract afsluiten met een “Card Acquirer” (kaartverwerker). De meest bekende acquirers in België zijn het Franse Atos-Origin (dat Banksys overnam) en Europabank.

Voor het verwerken van een kaarttransactie betaalt de handelaar een vergoeding aan deze acquirer, met name de “handelarenvergoeding” (in het vakjargon “Merchant Service Charge”).

De acquirer wordt ook geconfronteerd met een resem kosten zoals transactiekosten, telecommunicatiekosten, kosten voor gebruik van het interbankennetwerk. Belangrijk is om op te merken dat het deze acquirer is die ook de “afwikkelingsvergoeding” (in het vakjargon ”Interchange Fee”) betaalt aan de “Card Issuer” (uitgever van de kaart”). Deze afwikkelingsvergoeding wordt dus niet rechtstreeks betaald door de handelaar, maar door zijn ‘leverancier’, de acquirer. Wel is het zo dat in de bovenvermelde handelarenvergoeding die de “acquirer” ontvangt van de handelaar, naast andere kosten, de aan de “issuer” te betalen “afwikkelingsvergoeding” reeds verrekend zit.

Bij kredietkaarten wordt de interchange fee voor een groot deel ingegeven door de kost van het gratis betalingsuitstel dat de consument krijgt: de consument die met zijn VISA-kaart of Mastercard betaalt, krijgt zijn uitgaven soms tot acht weken na de transactie aangerekend, lang nadat de handelaar betaald is. Deze periode van gratis betalingsuitstel voor de consument heeft uiteraard een kostprijs die niet zomaar zal verdwijnen.

Op basis van deze toelichting zal het geachte lid dan ook begrijpen dat we niet kunnen stellen dat het afschaffen van de interchange fee op VISA-kredietkaartbetalingen een besparing oplevert van 40 miljoen euro: de kost blijft bestaan. In het beste geval vindt een verschuiving tussen partijen plaats.

Het is ook niet met zekerheid te stellen dat een verbod van de interchange fee een lineaire daling van de kost voor de handelaar of consument tot gevolg zou hebben:

- de handelaar betaalt een “handelarenvergoeding” aan de acquirer die, zoals reeds toegelicht, daarmee de interchange betaalt aan de issuer of uitgever van de kaart, naast andere kosten die ongewijzigd blijven bestaan;

- het is ook niet uit te sluiten dat bij een verbod op interchange, de consument voortaan zelf moet gaan betalen voor zijn gratis betalingsuitstel via directe of indirecte bankkosten.

Het is belangrijk dat zowel de handelaar als de consument voor elektronisch betalen met een kost geconfronteerd worden die correct is en in verhouding staat tot de kost voor de dienstverlening, de kwaliteit van de dienstverlening en de bijkomende voordelen zoals veiligheid en snelheid, in vergelijking met contant geld.

Er is derhalve overleg tussen handelaars, consumenten en de financiële instellingen noodzakelijk om tot die correcte prijs te komen. Febelfin is op mijn vraag tot overleg ingegaan en heeft op 29 oktober 2009 een oproep gelanceerd aan de handelaars om samen een concreet en gemeenschappelijk project op te starten rond meer elektronisch betalen, waarbij ook de kosten besproken worden. Unizo, UCM, NSZ en Fedis hebben positief gereageerd. Ik heb vervolgens het voorzitterschap van dit overleg aanvaard.

3. Ondertussen heeft Febelfin eerst verkennende bilaterale gesprekken gevoerd met de handelsfederaties Unizo, NSZ, Fedis en UCM.

Op basis van de inhoud van die gesprekken is nu een agenda vastgelegd voor de verdere werkzaamheden. Op basis van de gegevens waarover ik beschik, ben ik hoopvol dat een overlegd akkoord tussen de handelaars en de financiële instellingen kan gevonden worden voor de zomer.

4. Het wettelijk kader dat onder meer SEPA dient te ondersteunen, is een realiteit. Midden januari 2010 werden drie wetteksten in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd die de Europese richtlijn betreffende betalingsdiensten (met name de richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG of “de Payments Service Directive” ) omzetten in Belgische wetgeving.

Het betreft de wet van 10 december 2009 betreffende de “betalingsdiensten” (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2010), de wet van 21 december 2009 betreffende het statuut van de “betalingsinstellingen”, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen (Belgisch Staatsblad van 19 januari 2010) en de wet van 22 december 2009 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet betreffende de betalingsdiensten (Belgisch Staatsblad van 19 januari 2010). Volledigheidshalve kan ik ook nog verwijzen naar Verordening nr. 924/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001.

SEPA had als doelstelling de technische eigenschappen van bepaalde betalingsdiensten binnen Europa te harmoniseren. De Europese banksector heeft daartoe onderlinge afspraken gemaakt in 2008 en heeft voor kaartbetalingen, domiciliëringen en overschrijvingen technische ‘Rulebooks’ en ‘Frameworks’ uitgewerkt die de karakteristieken bepalen van de toekomstige Europese betaalmiddelen. Nu rest nog de gestage introductie van die pan-Europese betaalmiddelen. Het “Bancontact-Mister Cash”-systeem voldoet niet aan die nieuwe SEPA - vereisten inzake kaartbetalingen en zal dus op termijn moeten vervangen worden. De manier waarop dit kan gebeuren is een van de onderwerpen van het lopend overleg tussen de banken en de handelaars.

5. SEPA heeft een Europese betaalruimte gecreëerd en laat toe dat we in gans Europa kunnen betalen of betaald worden zoals in eigen land.

Mede dankzij het standaardiseren van de technologieën en processen in de hele SEPA-zone betekent dit ook dat er meer concurrentie optreedt.

Dit biedt voor de handelaar enkele voordelen:

- het aantal aanbieders van terminals neemt toe;

- naast Bancontact (dat op termijn verdwijnt) bestaan reeds twee nieuwe betaalsystemen, Maestro en V-Pay, en staan er verschillende klaar om de markt te bestormen, waaronder het Belgische Payfair;

- er zal normalerwijze ook meer keuzevrijheid komen op het vlak van de acquirers (de verwerkers van de kaarttransacties).

Die toegenomen concurrentie zal dankzij de harmonisering op termijn normalerwijze leiden tot lagere prijzen en een betere dienstverlening.