Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6096

van Christine Defraigne (MR) d.d. 7 december 2009

aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken

Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt - Omzetting - Stand van zaken - Overleg met de sociale partners - Sociaal-economische context - Vrees - Bewustmaking van de burgers

richtlijn (EU)
binnenlandse markt
nationale uitvoeringsmaatregel
vrij verrichten van diensten

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
15/12/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4631

Vraag nr. 4-6096 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

De richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, de “dienstenrichtlijn”, moet vóór 28 december 2009 in nationaal recht zijn omgezet. Op drie maanden voor de vervaldatum zou ik graag weten hoever het staat met de omzetting van die belangrijke richtlijn, meer bepaald met betrekking tot het éénloketsysteem, één van de meest concrete aspecten van de richtlijn.

De Europese Commissie maakt zich enigszins zorgen over de kloof tussen de geruststellende beloften van de lidstaten en de concrete vooruitgang die de nationale administraties hebben geboekt. Ze heeft nu al laten weten dat ze voor het opstarten van de inbreukprocedures veeleisender zal zijn voor deze richtlijn dan voor andere. Wat als de omzetting in fasen gebeurt, waarbij de belangrijkste aspecten van de richtlijn eerst aan bod komen, en ze geleidelijk aan wordt verbeterd, bijvoorbeeld wat betreft de elektronische procedures?

Hoever is de screening gevorderd in de verschillende bevoegde federale openbare diensten?

Op welke wijze werden de beroepsmensen en sociale partners geconsulteerd? Heeft men ze aangespoord voorstellen te doen?

De context waarin de omzetting van de “dienstenrichtlijn” moet gebeuren, is sinds de goedkeuring ervan grondig gewijzigd. Bestaat het risico niet dat de financiële en economische crisis – en onder meer de sociale gevolgen ervan – de omzetting van de richtlijn naar de tweede rij van prioriteiten van heel wat lidstaten zal verwijzen?

Zijn onze burgers zich bewust van de voordelen die men verwacht in termen van modernisering van de economie, de hervorming van de administratie, de vereenvoudiging van de formaliteiten en de samenwerking tussen de lidstaten?

In welke mate schenkt ons toekomstig voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 aandacht aan het eerste toepassingsjaar van de richtlijn en de werking van het éénloketsysteem?

Antwoord ontvangen op 15 december 2009 :

In het kader van mijn algemene bevoegdheid inzake de opvolging van de omzetting van de richtlijnen volg ik ook de omzetting van de dienstenrichtlijn. De omzetting van de richtlijnen zelf komt natuurlijk toe aan de ministers die bevoegd zijn voor het domeinen die de richtlijnen behandelen. Als verschillende overheden bevoegd zijn voor de omzetting van een richtlijn wordt een pilootoverheid aangeduid. Voor de dienstenrichtlijn zijn dit de politieke pilootoverheden, de ministers Laruelle en Van Quickenborne. Ik verwijs u dan ook voor iedere andere meer precieze vraag door naar deze overheden die in eerste instantie bevoegd zijn.

Inzake de voortgang van de omzetting op federaal niveau hebben drie wetsontwerpen de wetgevende procedure in gang gestoken. Het zogenoemde horizontale wetsontwerp, ter omzetting van de richtlijn, zal in tweede lezing worden voorgelegd aan de ministerraad van 13 november 2009. Het zogenoemde verticale wetsontwerp, ter aanpassing van wetgeving aan de richtlijn, werd door de ministerraad van 30 oktober 2009 in tweede lezing aangenomen. Het wetsontwerp ter omzetting van de richtlijn werd door de ministerraad van 30 oktober 2009 in tweede lezing aangenomen. Het derde ontwerp, ter oprichting van het uniek loket, werd goedgekeurd in de Kamercommissie Economie van 28 oktober en zou ter stemming moeten worden voorgelegd tijdens de plenaire vergadering van 12 november. Dit wetsontwerp moet worden vervolledigd met een samenwerkingsakkoord met de deelgebieden voor wat betreft hun bevoegdheden in het toepassingsgebied van de Dienstenrichtlijn.

Tegelijkertijd moeten andere bestaande overheids- of procedurebepalingen door de betrokken departementen aangepast of afgeschaft worden. Elke federale minister is verantwoordelijk voor de werkzaamheden voor zijn eigen bevoegdheden. Met betrekking tot de eerbiediging van het recht op informatie worden een gemeenschappelijk portaal en een productencatalogus – waarin alle entiteiten hun informatie met betrekking tot hun toestemmingen, erkenningen.. kunnen inbrengen – uitgebouwd. Ter invulling van de verplichting van administratieve samenwerking moeten de entiteiten tenslotte de overheden aanduiden die deel zullen uitmaken van het IMI (Internal Market Information System) – netwerk. Dit systeem werd door de diensten van de Europese Commissie specifiek hiervoor uitgebouwd.

Het resultaat van de screening van het bestaand reglementair kader dat uitgevoerd werd door de verschillende federale overheidsdiensten werd aan de ministerraad van 11 december 2008 voorgelegd en elke betrokken minister werd toen uitgenodigd om het resultaat van zijn onderzoek desgevallend te verfijnen.

De economische operatoren die geviseerd zijn door de dienstenrichtlijn werden nauw betrokken bij de omzettingswerkzaamheden, via het kanaal van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad. Deze laatsten hebben met betrekking tot de dienstenrichtlijn een gemengde commissie opgericht. Deze Commissie heeft de gelegenheid gekregen om opmerkingen te maken zowel over de kaderwet als over de sectoriële wetgevende bepalingen die door de regering worden voorgesteld, en heeft tevens de verschillende overheden kunnen bevragen over de voortgang van hun werkzaamheden.

Deze gemengde Commissie heeft ook op verzoek van de regering twee studies geleid betreffende de socio-economische impact van de dienstenrichtlijn, waarbij de ene het macro-economisch effect analyseert en de andere de sectoriële impact onderzoekt met focus op de te verwachten resultaten op de bouw, de handel en de diensten aan ondernemingen. Deze studies – die gezamenlijk door de Nationale Bank en het Federaal Planbureau uitgevoerd werden, leiden tot de conclusie dat de richtlijn zou bijdragen tot een verhoging van het BBP tussen 0,5 en 1,5 %. Het effect hiervan zal vooral voelbaar zijn bij de Belgische operatoren, wiens formaliteiten drastisch vereenvoudigd worden.

De wederzijdse evaluatie tussen de lidstaten, die opgelegd wordt door artikel 39 van de richtlijn, zal in de loop van 2010 de gelegenheid geven om de evolutie van de verschillende lidstaten in de omzettingsoefening na te gaan. We moeten er toch op wijzen dat de Dienstenrichtlijn zich onderscheidt van vele andere richtlijnen door haar complexiteit en door het vele werk dat vereist was voorafgaand aan het eigenlijke omzettingsproces. Aangaande de twijfels van de Commissie, heeft Commissaris Mc Creevy, belast met de Interne Markt, zich in een brief aan de in de lente van 2009 bevoegde ministers, optimistisch getoond betreffende de resultaten van de Belgische regering. De uitvoering van het proces van wederzijdse evaluatie, door de lidstaten voorzien in artikel 39 is overigens een punt waarover het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zal waken, net als over de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de Richtlijn, de werking van de unieke loketten inbegrepen.

Voor wat de communicatie betreft, heeft de regering ervoor geopteerd haar inspanningen te concentreren op de ontwikkeling van een portaal, dat gewijd is aan de dienstenrichtlijn. Deze laatste zal informatie van praktische aard met betrekking tot de uitvoering van de richtlijn ter beschikking van de burgers en de economische operatoren stellen en is bereikbaar via de federale portaalsite.

De doelstelling van een integrale omzetting van de dienstenrichtlijn binnen de opgelegde termijn.