Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5970

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Ladingdiefstallen - Structurele samenwerking met Nederland - Bijhouden van statistieken

diefstal
georganiseerde misdaad
Nederland
politiële samenwerking (EU)
misdaadbestrijding
officiële statistiek

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
26/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3874

Vraag nr. 4-5970 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De provincies Antwerpen en Limburg hebben erg veel problemen met ladingdiefstallen. Deze ladingdiefstallen hebben een enorme economische impact. In een opgeloste zaak (Koala) ging het om een tot op heden gekende schade van drie miljoen euro. Ook in Nederland deden deze ladingdiefstallen stof opwaaien. Daar schat men het economische nadeel voor de sector op 160 miljoen euro per jaar.

Deze criminele benden blijken in en vanuit Nederland te opereren. De modus operandi is meestal dat het materiaal wordt gestolen, een dag of enkele dagen opgeslagen in een loods in Nederland en daarna verkocht. Snel optreden is dus vereist.

In het arrondissement Turnhout heeft de federale gerechtelijke politie een gespecialiseerde equipe - het AULA-team - die reeds vele successen geboekt heeft in de strijd tegen ladingdiefstallen.

De normale procedure om een onderzoek in Nederland te kunnen voortzetten is via de tijdrovende internationale rechtshulp.

In een recente zaak heeft men gewerkt met een overeenkomst tussen Belgische en Nederlandse politiediensten en justitie. Dit heeft als voordeel dat Nederland, waar politiediensten projectmatig en met prioriteiten werken, niet zomaar opeens de stekker uit een onderzoek kunnen trekken. Een dergelijk model structureel op poten zetten, zou de problematiek van de ladingdiefstallen sterk kunnen verminderen.

Vandaar mijn vragen aan de geachte minister:

1. Is hij op de hoogte van deze problematiek?

2. Bestaat de mogelijkheid om structureel een gezamenlijk team met Nederland op te richten, zodat een vlotte grensoverschrijdende samenwerking mogelijk is?

3. Zo ja, welke contacten en maatregelen heeft hij hierover reeds ondernomen?

4. Overweegt hij om het mogelijk te maken om via een landingdiefstallen een aparte code te geven voor het opmaken van processen-verbaal hieromtrent zodat het fenomeen ladingdiefstallen beter in kaart kan worden gebracht (onder andere voor de Politiële Criminaliteitsstatistieken)?

Antwoord ontvangen op 26 januari 2010 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1. Zowel bij Binnenlandse Zaken als bij Justitie wordt de politioneel-gerechtelijke samenwerking tussen België en Nederland opgevolgd in samenwerking met de bevoegde gerechtelijke overheden en de politiediensten.

Op het werkgebied van Justitie wordt deze problematiek actief aangestuurd door het Federaal parket in samenspraak met alle stakeholders bevoegd in de Belgisch-Nederlandse grensstreek, in het bijzonder de Procureurs-generaal en de Procureurs des Konings, de Federale gerechtelijke politie (zowel op centraal niveau als op arrondissementeel niveau, waaronder het Aula-team in Turnhout), de politiediensten met bevoegdheid in de grensstreek en inzake internationale samenwerking en de verbindingsofficieren van de beide landen.

De scope van de deze approach is ruimer dan ladingdiefstallen alleen: zo worden eveneens andere fenomenen binnen dit referentiekader behandeld (onder meer drugs, mensenhandel en financieel-economische misdrijven).

2. en 3. Als basis voor de samenwerking wordt gebruik gemaakt van de bestaande samenwerkings-verbanden (o.m. Schengen, Prüm, Internationale rechtshulpverzoeken, Europol, Interpol, Euregio-overleg, NEBEDEAGPOL….).

Gelet op een aantal problemen in de samenwerking tussen België en Nederland werd er een begeleidingsgroep onder leiding van het Federaal parket en de Hoofdofficier van Justitie van Breda opgericht die mits een adequate aanpak zou moeten toelaten om voor die gerechtelijke dossiers waarin de samenwerking minder vlot verloopt, een oplossing te vinden.

Het betreft een “hefboomfunctie” die pas in werking zal worden gesteld op vraag van de lokale parketten (en politie) in die dossiers waarin binnen de voorziene kanalen om de een of andere reden geen vooruitgang wordt geboekt. ( bijvoorbeeld, capaciteitsproblemen, andere prioriteitsstelling, verschillende manier van aanpak van fenomenen en strafbare feiten, etc.).

Hierbij worden als uitgangpunt een aantal criteria vooropgesteld waaraan deze dossiers dienen te voldoen. Daarnaast wordt geopteerd voor een structurele aanpak, waarbij uiteraard de rechtssystemen van beide landen en de werkingsregels eigen aan elk land worden gerespecteerd.

Er werd afgesproken dat er capaciteit zal worden beschikbaar gesteld, zowel in België als in Nederland ; de invulling hiervan kan evenwel verschillen. Zo opteert Nederland om hiervoor een vast aantal rechercheurs ter beschikking te stellen en vult België deze behoefte ad hoc op via de specialisten aanwezig binnen de Federale gerechtelijke politie.

Op dit ogenblik bevindt deze aanpak zich in een stadium van voortgang waarbij op basis van de wederzijds goedgekeurde algemene principes de concrete werkingsregels worden vastgelegd.

4. Thans bestaat er geen inbreukscode voor de ladingdiefstallen, noch op het niveau van de opstelling van PV’s, noch op het niveau van de ANG.

Daarentegen bestaat er wel een fenomeen « vrachtdiefstal » waarvan de bewoording in « ladingdiefstal » werd veranderd in de « refertetabel ».

Ook bestaat er een specifieke modus operandi "ladingdiefstal » dat aan een « gewone diefstal » of « zware diefstal » kan worden gekoppeld maar deze modus operandi is vandaag niet betrouwbaar genoeg gezien de opnameregels- en richtlijnen.

De enige mogelijke exploitatie (voor strategische en statistische doel) kan door middel van een criminele illustratie.

Het geven van een specifieke inbreukcode (PV-notitie) kan beschouwd worden maar dient het voorwerp te maken van een goedkeuring vanwege de commissie « tabel » en door de refertemagistraat te worden geldig verklaard. Deze procedure (indien beschouwd bij positieve haalbaarheidanalyse) duurt ongeveer zes maanden.

Een melding ter attentie van de Parketten op de eerste bladzijde van het proces-verbaal zou een toewijzing aan een refertemagistraat toelaten maar zou niet de voeding van de politionele databank (ANG) op korte termijn oplossen.