Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5814

van Ann Somers (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven

Ambtenaren - Bijkomende baan - Verbod om deze te verrichten in de openbare sector

dubbel beroep
overheidsapparaat
ambtenaar
deeltijdarbeid

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
14/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4811

Vraag nr. 4-5814 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Werknemers in de privé-sector hebben naast hun voltijdse job soms ook een tweede deeltijdse job. Ook bij ambtenaren kan dit gebeuren. Alleen blijkt dat een ambtenaar die een voltijdse job heeft, wel een bijbaan kan op nahouden in de private sector, maar niet in de openbare sector.

1. Wat is de filosofie achter de regeling die een ambtenaar wel toestaat een bijbaantje te hebben in de private sector, maar hem verbiedt om een kleine deeltijdse baan te verrichten in de openbare sector?

2. Is hier geen sprake van enige vorm van discriminatie, vermits een werknemer in de private sector wel een bijbaan kan aanvaarden in dezelfde sector, terwijl iemand uit de openbare sector geconfronteerd wordt met een verbod om een bijbaan te verrichten in de openbare sector?

3. Overweegt de geachte minister om deze regeling te herzien?

Antwoord ontvangen op 14 januari 2010 :

Ik heb de eer aan het geachte lid de volgende antwoorden te verstrekken.

1.Oorspronkelijk voorzag het statuut van de Rijksambtenaren in een principieel verbod om bijkomende bezoldigde beroepsactiviteiten uit te oefenen.

Sinds 1 juli 2007, datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 14 juni 2007 houdende wijziging van verschillende reglementaire bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 juni 2007, is dit principe niet meer van toepassing.

Concreet betekent dit dat een ambtenaar, op zijn verzoek en mits een voorafgaande cumulatiemachtiging, binnen de openbare en de private sector een bijkomende bezoldigde beroepsactiviteit kan uitoefenen.

Het spreekt vanzelf dat die activiteit geen aanleiding mag zijn voor belangenconflicten, de goede werking van de diensten niet in het gedrang mag brengen, noch de waardigheid van het ambt mag aantasten en dat het duidelijk moet gaan om een bijkomstige activiteit.

2 en 3. Gelet op het antwoord verstrekt op de eerste vraag, zijn deze vragen zonder voorwerp.