Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5676

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Justitie

Gevangenissen - Geïnterneerden om psychologische redenen - Crisissituaties - Gebrek aan crisisprotocol

strafgevangenis
gedetineerde
opname in psychiatrische kliniek
strafstelsel

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
15/4/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4459

Vraag nr. 4-5676 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 16 juli 2003 stierf de heer Charlet in de gevangenis van Lantin. Hij klaagde op gewelddadige wijze de hitte door de zomertemperatuur aan in zijn cel. Na wat verwijten richting de cipiers, brengt de heer Charlet zware schade toe aan zijn cel. De directie beslist om acht cipiers op hem af te sturen. Na het gebruik van de brandblusser en de waterslang geeft de directie toelating om hem manu militari te kalmeren. Het incident krijgt dramatische gevolgen. Charlet sterft na een drievoudige breuk van het tongbeen. Charlet was één van de vele geïnterneerden die thuishoorde in de psychiatrie en niet in de gevangenis.

Twee cipiers worden beschuldigd van slagen en verwondingen met de dood tot gevolg. Het Hof van Beroep oordeelt dat gezien het gebrek aan een crisisprotocol en hun beperkte opleiding dat de manier van gevangenen houden, de instelling Lantin en al zijn gebreken meer schuld treft dan de cipiers. De twee worden vrijgesproken, ondanks een negatief advies van het openbaar ministerie, in het Hof van Beroep van Luik in november 2008.

Gezien het korte voorgaande kader:

Heeft de geachte minister de situatie, met de dood van Charlet tot gevolg bestudeerd om lessen voor de toekomst te trekken? Zo ja, kan hij erkennen dat Charlet een psychiatrische patiënt was? Is de familie een morele schadevergoeding verleend? Zo ja, hoe werd dit afgehandeld?

Gaat hij akkoord dat de aanwezigheid van dergelijke labiele geïnterneerden tot deze drama’s leidt? Welke andere factoren leidden tot deze situaties? Welke rol spelen harddrugs hierin? Is het juist dat niemand, noch cipiers noch agenten intieme fouilleringen mag uitvoeren om drugs op te sporen?

Wordt er een speciale regeling getroffen voor geïnterneerden voor psychologische redenen in Lantin? Zo ja, wat juist? Kan hij uit cijfers afleiden dat Lantin inzake zelfmoorden, incidenten en crisissituaties een probleemgevangenis is? Zo ja, welke maatregelen zijn ondertussen genomen om de werking van Lantin en de behandeling van gevangenen te verbeteren?

Welke maatregelen zijn ondertussen genomen om dergelijke situaties te vermijden?

Hoe komt het dat cipiers brandblussers en waterslangen als wapen gebruiken?

Antwoord ontvangen op 15 april 2010 :

Ik wens geen openbaar antwoord te geven op deze vraag met betrekking tot een specifiek geval. Desalniettemin lijkt het mij van belang om te verduidelijken dat de heer Charlet in Lantin opgesloten was in de hoedanigheid van beklaagde en niet in die van geïnterneerde.

Meer algemeen en om de problemen in verband met de handhaving van de orde en veiligheid binnen de penitentiaire inrichtingen te verhelpen, heeft het DG EPI een integraal beleid inzake conflict- en agressiebeheer uitgewerkt dat uit drie facetten bestaat: preventie, toezicht en follow-up. Op het terrein vertolkt dit beleid zich in de toepassing van een vijf-fasenmodel dat beoogt conflicten in het vroegste stadium te voorkomen en te controleren, met expliciete aandacht voor de follow-up. Volgens dit model worden dwangmiddelen uitsluitend gehanteerd bij reëel en acuut gevaar voor de fysieke integriteit van een gedetineerde, een personeelslid of een andere persoon. Deze regels gelden voor alle categorieën van gedetineerden.

Voorts omschrijft een nieuwe omzendbrief op exhaustieve wijze de dwang- en interventiemiddelen waarvan de beambten gebruik kunnen maken. Het gaat om hand- en voetboeien, knuppels en, bij wijze van experiment, peperspray. Er is een ad hoc-opleiding voorzien voor de personeelsleden die deze dwang- en interventiemiddelen zullen dienen te gebruiken. Zij zullen als enigen hiertoe gemachtigd zijn.

Er dient ook een onderscheid gemaakt te worden tussen de fouillering op het lichaam en het onderzoek aan het lichaam. Volgens de basiswet (artikel 108, §2) kan een fouillering op het lichaam slechts gepaard gaan met het uitwendig schouwen van de lichaamsholten en -openingen. Een dergelijke fouillering kan door de directeur bij afzonderlijke beslissing bevolen worden, en uitgevoerd door personeelsleden daartoe door hem gemandateerd zijn (artikel 108, §2).

Het onderzoek aan het lichaam (dat een “intern” aanschouwen mogelijk maakt) kan overeenkomstig de bepalingen van artikel 90bis van het Wetboek van Strafvordering, enkel bevolen worden door de onderzoeksrechter, door de kamer van inbeschuldigingstelling en door de rechtbank of het hof die van de misdaad of het wanbedrijf kennis neemt.

De gevangenis te Lantin heeft verhoudingsgewijs niet met meer problemen te kampen dan andere gevangenissen. Wel mag niet uit het oog verloren worden dat het om de grootste gevangenis van het land gaat (met een huis van arrest, een strafhuis, een afdeling bijzondere veiligheid en een psychiatrische afdeling) en dat het groter aantal incidenten, in absolute cijfers uitgedrukt, in vergelijking met andere gevangenissen dan ook terug te voeren is op de grootte ervan.