Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5145

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Dividendbelasting - Pensioenfondsen - Onterecht geheven bronbelasting

belasting op inkomsten uit kapitaal
EU-recht - nationaal recht
aanvullend pensioen
schending van het EU-recht

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
22/4/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2247

Vraag nr. 4-5145 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar de eerder onbeantwoorde schriftelijke vraag nr. 3-6501 van voormalig senator Anseeuw hieromtrent (Vragen en Antwoorden nr. 3-85, blz. 9272). Gezien het belang van de vraag leg ik ze terug voor.

Donderdag 19 januari 2006 heeft het Europese Hof van Justitie het arrest-Bouanich behandeld en vond de hoorzitting plaats van de Denkavit-zaak. Beide zaken gaan over de mogelijke strijdigheid van dividendbelasting met het recht van de Europese Gemeenschap.

De zaak Bouanich betreft een Zweedse onderneming waarbij dividenden (als gevolg van inkoop) in een buitenlandse situatie anders worden belast dan in een binnenlandse situatie. Een buitenlandse belastingplichtige betaalt na toepassing van het belastingverdrag 15% dividendbelasting over de bruto-opbrengst, terwijl een binnenlands belastingplichtige 30% inkomstenbelasting betaalt over de netto bate (na aftrek kosten). Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat van geval tot geval berekend moet worden of de buitenlandse belastingplichtige zwaarder wordt belast, waarbij rekening moet worden gehouden met het belastingverdrag. In dat geval is sprake van een ongeoorloofde belemmering.

Bij de Denkavit-zaak hief de Franse fiscus 5% belasting op dividendbetalingen van in Frankrijk gevestigde dochterbedrijven van veevoederfabrikant Denkavit uit Nederland. Op de dividendbetalingen van Franse dochters aan moedermaatschappijen die in Frankrijk gevestigd waren, werd geen belasting ingehouden. Dat is discriminatie en dat mag niet, aldus een recent arrest van het Hof. Volgens fiscalisten kan een vergelijkbare behandeling voor buitenlandse pensioenfondsen ook niet worden toegepast.

Vooruitlopend op het vonnis zijn in Nederland al vele claims ingediend om met terugwerkende kracht betaalde dividendbelasting terug te krijgen, aldus de Nederlandse pers. Omgekeerd kunnen ook Nederlandse pensioenfondsen vorderingen indienen. Zo heeft het ABP voor meer dan 10 miljoen euro aan fiscale claims uitstaan in de lidstaten van de Europese Unie. Vaak is ten onrechte 15% bronbelasting (hier dividendbelasting) ingehouden. “Wij zijn er al jaren mee bezig. In 2004 zijn we begonnen met het terugvragen van bronbelasting”, zegt aldus een fiscalist van één van de grootste pensioenfondsen van Europa. Ook België heeft mogelijks onterecht bronbelasting ingehouden. Dit zou eventueel verregaande gevolgen voor de begroting kunnen hebben.

Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat is de impact van de arresten Bouanich en Denkavit op de begroting, gezien volgens de Nederlandse pers diverse grote Nederlandse pensioenfondsen vorderingen zullen indienen in diverse Lidstaten van de Europese Unie? Wat zou de maximale financiële impact kunnen zijn?

2) Hoeveel dividendbelasting is er ten onrechte ingehouden tengevolge het Denkavit arrest en dit ervan uitgaande dat er claims worden voorbereid met retroactieve kracht? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?

3) Volgens fiscalisten kan dit tevens een impact hebben op de nieuwe regeling voor de pensioenfondsen die onlangs door de regering werd uitgewerkt, gezien de dividendenstroom in dergelijke fondsen enorm is. Klopt dit en zo neen, kan de geachte minister dan toelichten waarom niet? Zo ja, wat gaat de regering hieraan doen? Moet de vooropgestelde regeling worden aangepast?

Antwoord ontvangen op 22 april 2010 :

Ik kan het geachte lid meedelen dat de impact van de aangehaalde arresten Bouanich en Denkavit alsook van de latere arresten Amurta (Hof van Justitie, 8 november 2007 zaak C-379/05) en Aberdeen (HvJ, 18 juni 2009, C-303/07) momenteel nog in onderzoek is.

Specifiek met betrekking tot de belastingheffing van dividenden van Belgische bron uitgekeerd aan buitenlandse pensioenfondsen, wens ik de draagwijdte van de jurisprudentie van het Hof van Justitie enigszins te nuanceren. Sinds 1982 kent België een vrijstelling van roerende voorheffing op dividenden uitgekeerd door gelijk welke vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in België heeft, hetzij een rechtspersoon naar Belgisch publiek recht is, wanneer de verkrijger wordt geïdentificeerd als een spaarder niet-inwoner die geen onderneming exploiteert of die zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt en die in het land waarvan hij inwoner is, vrijgesteld is van inkomstenbelasting (cfr. het huidige artikel 106, §2, koninklijk besluit/Wetboek van de inkomstenbelastingen 92, ingevoerd bij het koninklijk besluit van 27 april 1981 (Belgisch Staatsblad, van 20 mei 1981) en uitgebreid door het koninklijk besluit van 1 april 1982 (Belgisch Staatsblad, van 24 april 1982).

Met voornoemde vrijstelling van roerende voorheffing wenste de regering België aantrekkelijker te maken voor buitenlandse institutionele beleggers.