Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5034

van Cindy Franssen (CD&V) d.d. 19 november 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Federaal Plan Armoedebestrijding - Voorstel 30 - Degressief maken van sociale uitkeringen na het vinden van werk

armoede
werkgelegenheidsbevordering
werkloosheidsbestrijding
sociale uitkering
werkende armen
herintreding

Chronologie

19/11/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/12/2009)
25/11/2009Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5035
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5336

Vraag nr. 4-5034 d.d. 19 november 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 4 juli 2008 heeft de Ministerraad het Federaal Plan Armoedebestrijding goedgekeurd. In het federale regeerakkoord verbindt de regering zich er immers toe “ een ambitieus plan uit te voeren inzake terugdringen van armoede en verhoging van de koopkracht, met voorrang aan de meest kwetsbaren van onze samenleving ” (Federaal regeerakkoord, blz. 20). Een aantal van de negenenvijftig maatregelen in het plan vallen onder de bevoegdheid van de geachte minister.

De regering heeft de afgelopen jaren veel inspanningen gedaan om de activiteitsgraad van de bevolking te vergroten. Bij die activering worden werkzoekenden nu hechter begeleid, maar ook de drempels tot de arbeidsmarkt – in de vorm van inactiviteitsvallen – worden aangepakt. Voor bepaalde categorieën van werklozen bestaan er echter nog steeds inactiviteitsvallen.

Vooral het bruusk wegvallen van inkomensondersteunende uitkeringen en sociale voordelen voor wie met een nieuwe job start, werkt contraproductief. De overgang tussen inactiviteit en tewerkstelling zou minder radicaal zijn, als men de uitkeringen en sociale voordelen geleidelijk zou afbouwen in plaats van ze onmiddellijk volledig stop te zetten.

Derhalve stelt het Plan met betrekking tot inactiviteitsvallen: “ De ministers van Werk en van Sociale Zaken zullen de toekenningsregels voor de sociale voordelen in het kader van werkhervatting wijzigen volgens de volgende bepalingen: (a) op korte termijn de degressiviteit van de aanvullende hulp bij de sociale uitkeringen organiseren, beperkt in de tijd, veeleer dan een op het statuut gebaseerd binair systeem; (b) op middellange termijn niet de voorkeur geven aan een statuut, maar veeleer aan een “ referentieloon ” onder hetwelk iedere persoon sommige sociale voordelen zou kunnen blijven krijgen. ” (Voorstel 30, blz. 36).

1.Heeft de geachte minister stappen gedaan om de aanpassing van aanvullende hulp bij sociale uitkeringen in geval van werkhervatting van een binair tot een degressief systeem om te vormen? Zo ja, welke? Zo neen, binnen welke termijn hoopt hij die hervorming te realiseren?

2.Wat zijn de modaliteiten van de nieuwe regeling inzake aanvullende hulp bij sociale uitkeringen? Voor welke vormen van aanvullende hulp zal de regeling van toepassing zijn? Hoe snel wordt de hulp afgebouwd? Hoe wordt de afbouwgraad berekend?

3.Heeft ze stappen gedaan om de sociale voordelen te koppelen aan een referentieloon, eerder dan aan een bepaald statuut? Zo ja, welke? Zo neen, binnen welke termijn hoopt ze dat te doen?

4.Welke modaliteiten gelden voor de nieuwe koppeling van de sociale voordelen aan een referentieloon? Hoeveel zal het referentieloon bedragen? Ik kreeg graag een overzicht per gezinssituatie. Geldt een beperking in de tijd? Zo ja, welke?

5.Hebben de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de minister van Werk over de maatregelen overleg gepleegd? Zo ja, onder welke vorm? Hebben zij hierover overleg gepleegd met de sociale partners? Zo ja, onder welke vorm en wie was bij het overleg betrokken? Wat waren de resultaten van de verschillende overlegmomenten? Zou zij mij de verslagen van dat overleg kunnen bezorgen?

6.Welke impact zal de hervorming hebben op de begroting? Ik kreeg graag een overzicht per jaar en per landsdeel?