Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-4419

van Ann Somers (Open Vld) d.d. 17 september 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Activiteitsgraad van ouderen - Verhoging - Generatiepact - Gevolgen - Brugpensioenen - Verplichte outplacementbegeleiding - Aantal - Aanpassing van het systeem - Activering van de werkzoekende - Samenwerkingsakkoord - Hernieuwing

oudere werknemer
vergrijzing van de bevolking
vervroegd pensioen
steun voor herplaatsing
werkloosheidsbestrijding
beroepsbevolking
bevolking op arbeidsgeschikte leeftijd

Chronologie

17/9/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/10/2009)
25/11/2009Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5482

Vraag nr. 4-4419 d.d. 17 september 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Bij een ongewijzigd beleid zal een jongere van vijftien jaar gemiddeld slechts 28,4 jaar van zijn loopbaan werken. Dat blijkt uit een projectie van experts van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO). Tijdens een colloquium van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) werd tot de bevinding gekomen dat het Generatiepact zijn doel voorbij schiet en niet bijdraagt tot een wezenlijke verhoging van de activiteitsgraad van ouderen. Nog steeds kan België geen gelijke tred houden met het Europese Unie (EU)-gemiddelde. Een en ander is problematisch met het oog op de gevolgen van de vergrijzing.

De directeur-generaal van de FOD WASO stelt dat het resultaat inzake brugpensionering zeer gemengd is. Het aantal " jonge " bruggepensioneerden onder 55 jaar is de afgelopen jaren gehalveerd. Maar de hele groep bruggepensioneerden bleef groeien. Bovendien was er sprake van een explosie van het tijdkrediet voor 50-plussers. Er werden zeker inspanningen geleverd voor de activering van ouderen. Maar tegelijk nam het aandeel van de 50-plussers in de werkloosheidsuitgaven toe van 54,3 % in 2000 tot 57,4 % in 2008.

1. Hoeveel oudere werknemers aan wie verplichte outplacementbegeleiding moest worden aangeboden, hebben effectief een beroep gedaan op dit aanbod sinds de inwerkingtreding van het Generatiepact?

2. Hoeveel van deze mensen hebben dankzij outplacementbegeleiding een nieuwe job gevonden?

3. Hoeveel van deze mensen hebben wel outplacement gevolgd, maar konden nadien alsnog met brugpensioen?

4. Is de geachte minister van oordeel dat de outplacementbegeleiding voor oudere werknemers die ontslagen worden intensiever moet worden uitgebouwd?

5. Welke aanpassingen dringen zich op?

6. Is ze van oordeel dat de verplichting inzake outplacement niet alleen beperkt moet blijven tot het aanbieden ervan door de werkgever, maar er ook in hoofde van de werknemer een verplichting moet gelden om het aanbod te aanvaarden?

7. Zal ze bij de hernieuwing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de deelgebieden in zake de activering van werkzoekenden er ondubbelzinnig voor pleiten om de doelgroep uit te breiden tot de vijftig plussers en zo ja, onder welke voorwaarden?