Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3841

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 17 juli 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Kredietcrisis - Herstelplannen pensioenfondsen - Doorlichting

aanvullend pensioen
pensioenregeling
spaartegoed
financieel verlies
inflatie
Nederland
actieprogramma
monetaire crisis

Chronologie

17/7/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/8/2009)
25/11/2009Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5165

Vraag nr. 4-3841 d.d. 17 juli 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar mijn eerdere grotendeels onbeantwoorde schriftelijke vragen hieromtrent 4-2599, 4-1651, 4-3297 en 4-3296.

In Nederland moeten tientallen pensioenfondsen op het matje komen bij de Nederlandse Bank (DNB) over hun herstelplan. De toezichthouder vraagt op basis van een eerste toetsing opheldering op een groot aantal punten. DNB wil inzicht in daar waar niet aan de basisvoorschriften is voldaan. Het rekenen met een te lage looninflatie blijkt een van de struikelblokken voor DNB.

Van de 650 pensioenfondsen in Nederland hebben er 350 op 1 april 2009 een herstelplan moeten inleveren omdat hun dekkingsgraad te laag is. Dat betekent dat de waarde van de beleggingen door verliezen op de financiële markten onder het niveau van de uit te keren pensioenen is gekomen. De fondsen moeten laten zien of ze in vijf jaar boven de vereiste dekkingsgraad van 105 % kunnen uitkomen.

Van bijna een derde van de vijftig herstelplannen waaraan consultant Mercer meewerkte, wil DNB nadere uitleg rond inflatieverwachtingen. De toezichthouder schrijft voor dat er in de prognoses wordt gerekend met een looninflatie van minimaal 3 %. De situatie wordt dus ernstiger met de dag. Niet alleen zijn verscherpte monitoring en meer agressieve herstelplannen acuut noodzakelijk. Ook de herstelplannen zelf moeten worden getoetst willen we voorkomen dat fondsen door het ijs zullen zakken.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Hoeveel pensioenfondsen (zowel tweede als derde pijler) zijn momenteel onderworpen aan een herstelplan en hoeveel bedraagt het totaalbedrag van uitstaande verplichtingen?

2. Kan de geachte minister gedetailleerd weergeven welke inflatieverwachtingen realistisch worden geacht binnen de diverse herstelplannen die werden voorgelegd?

3. Hoe reageert hij op het nieuwe gegeven dat in Nederland ook de herstelplannen tegen het licht worden gehouden? Kan hij vergelijken met ons land en aangeven waarom dit bij ons niet nodig zou zijn?

4. Kan hij gedetailleerd weergeven of ook bij ons bepaalde pensioenfondsen een bijkomend herstelplan moesten indienen? Zo ja, om hoeveel fondsen gaat het? Zo neen, verwacht hij dat bijkomende herstelmaatregelen noodzakelijk zouden zijn voor de bestaande herstelplannen?