Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3474

van Geert Lambert (Onafhankelijke) d.d. 11 mei 2009

aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie

Fiscale wetgeving - Uniforme toepassing - Verschillen volgens woonplaats

fiscaal recht
fiscale controle
gelijke behandeling
regionale verschillen
belastingaangifte

Chronologie

11/5/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2009)
17/6/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3474 d.d. 11 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vorig najaar bleek dat de kans op een grondige controle door de fiscus erg afhankelijk is van de woonplaats of de plaats waar een vennootschap gevestigd is. Zo wordt in Vlaanderen merkelijk meer gecontroleerd dan in Wallonië en in Gent veel meer dan in Hasselt.

Bij het bekendmaken van die cijfers gaf de geachte staatssecretaris ook mee dat hij een studie besteld had om na te gaan of alle controlediensten op dezelfde manier cijfers verzamelen en op dezelfde manier werken. Is deze studie inmiddels afgerond? Kan hij mij daarvan dan ook de belangrijkste resultaten meedelen?

Wat heeft hij sinds vorig najaar ondernomen om ervoor te zorgen dat de verschillen tussen de verschillende provincies kleiner worden, en er dus ook in Namen belastingaangiftes gecontroleerd worden?

Antwoord ontvangen op 17 juni 2009 :

Bij het innen van de belastingen en het bieden van sociale bescherming is een behoorlijke en billijke toepassing van de regelgeving essentieel.

Er is daartoe door de regering aan mij het voorzitterschap over een college toevertrouwd met als opdracht te waken over de eenvormige toepassing van de regelgeving over heel het grondgebied.

Deze doelstelling dient toegepast te worden op alle regelgeving en overstijgt de grenzen van de verschillende Federale Overheidsdiensten (FOD’s). Het is ook daarom dat ik een methodologie ontwikkel die een performantiemeting van de verschillende controlediensten mogelijk maakt.

De opdracht bestaat uit twee delen: een voorstudie en een studie ten gronde. De voorstudie moet een inventaris opmaken van de bestaande informatie over de activiteiten van de controlediensten. Ze moet ook nagaan welke indicatoren het meest relevant zijn om de bestaande controles en controlediensten te analyseren, de prestaties van de diensten te meten, alsook om objectieve vergelijkingen te maken tussen en binnen de diensten.

Deze voorstudie zal als basis dienen voor de studie ten gronde. Deze moet leiden tot het formuleren van aanbevelingen en beleidsadviezen om te komen tot de gelijke behandeling van burgers en bedrijven.

De meting en analyse zal worden uitgevoerd bij drie federale overheidsdiensten (FOD Financiën, FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en FOD Sociale Zekerheid) en bij vijf instellingen (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst, Rijksdienst voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen en de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering).

Om de objectiviteit en uniformiteit van de analyse te waarborgen wordt de opdracht uitgevoerd worden door een externe opdrachtnemer die samenwerkt met de betrokken administraties.

De regering keurde op 26 september 2008 mijn voorstel goed om een overheidsopdracht op te starten. Op 30 september werd een Europese aanbesteding opgestart. De procedure is intussen afgerond.

Het studiebureau Deloitte is op 3 april gestart met de voorstudie waarbij de indicatoren zullen vastgelegd worden en getoetst worden op één inspectiedienst. Het betreft in casu de controle van de vennootschappen door de gewestelijke directies en de controlecentra van de FOD Financiën. In september zal op basis van de resultaten daarvan het tweede luik van de performantiemeting starten waarbij de indicatoren als basis zullen dienen om een analyse en meting toe te passen bij alle voornoemde overheidsdiensten en instellingen met het oog op de gelijke behandeling van de belastingplichtigen en rechthebbenden.

De resultaten met betrekking tot de fiscale controle van de vennootschappen zal tegen september 2009 afgerond zijn. De definitieve resultaten van het tweede luik mag u verwachten tegen augustus/september 2010 wanneer de volledige opdracht zal uitgevoerd zijn.

Niettemin is door het opstarten van de uitvoering van mijn opdracht reeds binnen de verschillende overheidsdiensten en instellingen een verhoogde aandacht voor de problematiek van de gelijke behandeling.

Zo werd in het strategisch plan van het SIOD vastgelegd dat er een minimum aantal controles moet verricht worden in een aantal risicogevoelige sectoren inzake zwartwerk. Daarnaast werd ook een totaal aantal controles vastgelegd. Bovendien werd, naast het aantal controles dat van elke cel wordt verwacht, vastgelegd dat de arrondissementele cellen erop toezien dat minstens 25 % van de controles een positief resultaat opleveren.