Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3097

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 25 februari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken

Europese Unie - Verdrag van Lissabon - Informatiecampagne in Ierland

Europese Unie
EEG-Verdrag
Europese Commissie
Ierland
bewustmaking van de burgers
politieke propaganda
referendum
opiniepeiling

Chronologie

25/2/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/3/2009)
15/4/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3097 d.d. 25 februari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Europese Commissie zal 1,8 miljoen euro besteden aan een communicatieplan om Ierse vrouwen, jongeren en gezinnen met lagere inkomens te prikkelen met informatie over de Europese Unie. Via blogs, klassieke advertenties en cinematrailers lanceert de Europese Unie een twaalf-maandenplan om de doelgroepen die hardnekkiger gekant zijn tegen het Verdrag van Lissabon ingrijpend te sensibiliseren.

Hoewel de intentie van deze campagne begrijpelijk is, zijn een pak Ierse parlementairen en figuren uit de civil society 'not amused' met deze campagne. Sinn Fein spreekt over propaganda en een "hard sell approach to Lisbon where it seems the commission is targeting groups identified with voting No to Lisbon in the last referendum. This new strategy does not amount to dialogue but rather propaganda to influence an expected referendum later this year."

Gezien het voorgaande kader volgende vragen :

1. Is de geachte minister bekend met het voornemen van de Europese Commissie om 1,8 miljoen euro te besteden aan bovengenoemde campagne ?

2. Waren het effectief de jongeren tussen zestien en dertig jaar, vrouwen en lagere inkomensgroepen die overwegend tegen het referendum over de ratificatie van het Verdrag van Lissabon gestemd hebben ?

3. Heeft hij een beeld op de houding ten aanzien van Europese groeiverdragen bij de verschillende sociale groepen in België ?

4. Meent hij dat er effectief een dergelijk lacune is in kennis over de Europese Unie bij deze Ierse doelgroepen in vergelijking met andere lidstaten ?

5. Vindt hij deze campagne en de middelen ervoor gerechtvaardigd ?

6. Zal de Europese Commissie de resultaten of dit een degelijke effectieve manier is om kennisbevordering te stimuleren meedelen aan haar lidstaten ? Zo ja informeert hij het parlement hierover ?

Antwoord ontvangen op 15 april 2009 :

1. De informatiecampagne in Ierland kadert binnen de uitvoering van de informatie- en communicatie-initiatieven in 2009 van de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Ierland. De Commissie heeft een budget van 1,8 miljoen euro toegewezen om op lange termijn een antwoord te bieden op het gebrek aan kennis over de Europese Unie in Ierland. Het niet goed geïnformeerd zijn over Europese Unie-aangelegenheden kwam tot uiting in verschillende studies alsook in de Ierse parlementaire commissie die de redenen onderzocht van het “neen” op het referendum.

Deze informatiecampagne moet gezien worden in het licht van de raamovereenkomst die de Ierse regering, de Europese Commissie en het Europees Parlement op 29 januari 2009 hebben ondertekend. Dit raamakkoord, namelijk. Memorandum of Understanding on Communicating Europe in Partnership (MoU), formaliseert de bestaande samenwerking om de kennis over de Europese Unie bij het grote publiek te promoten. Ook met andere lidstaten hebben de Europese Commissie en het Europees Parlement in het kader van Europese publiekscommunicatie gelijkaardige partnerschappen gesloten, zoals dit ook het geval is voor België.

2. Na het Ierse referendum heeft Eurobarometer tussen 13 en 15 juni 2008 een enquête laten uitvoeren om de resultaten te analyseren. Uit die enquête bleek inderdaad dat voornamelijk jongeren, vrouwen en werklozen tegen het Verdrag van Lissabon gestemd hebben. Ook uit verschillende andere onderzoeken na het referendum bleek dat bij deze groepen een specifieke nood bestaat aan extra informatie over de Europese Unie.

3. Uit de meest recente Eurobarometer (voorjaar 2008) blijkt dat in België de meerderheid van de ondervraagden vindt dat België voordeel haalt uit zijn Europese Unie-lidmaatschap.

Bij de vrouwen dacht 50 % dat België voordeel haalde uit het lidmaatschap, 32 % dacht van niet; bij de jongeren tussen vijftien en vierentwintig vond 64 % het lidmaatschap voordelig tegenover 20 % niet en bij de werklozen vond 47 % het lidmaatschap voordelig tegenover 36 % niet.

Over de specifieke houding van deze sociale groepen tegenover de opeenvolgende verdragen bestaat er alleen een aanwijzing betreffende het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. Uit de Standaard Eurobarometer (editie 62, najaar 2004) bleek dat 81 % van de Belgen voor waren. België was daarmee de lidstaat die het sterkste begaan was met het project van de Europese Grondwet. Ook al werd de idee van een Europese Grondwet gesteund in alle categorieën, het bleek dat de Belgen met een hoog studieniveau er zich makkelijker in terugvonden dan zij met een gemiddeld of laag studieniveau. Er zijn bij mijn weten geen andere gegevens die dieper ingaan op de verschillen tussen de sociale groepen onderling tegenover de Europese verdragen.

4.Opiniepeilingen na het referendum hebben het gemis aan informatie aangetoond. In welke mate het Verdrag van Lissabon iets verandert aan het functioneren van de Europese Unie kan niet begrepen worden zonder voldoende informatie. Uit peilingen van de Eurobarometer is ook gebleken dat het vertrouwen in de Europese Unie groter is naarmate de mensen er beter over geïnformeerd zijn.

5.Dit initiatief wordt gefinancierd uit het operationeel budget 2009 van de DG Communicatie van de Europese Commissie. Het is niet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken om zich hierover uit te spreken.

6.De Europese Commissie zou bereid zijn om aan de instanties van de Raad te rapporteren over de resultaten van de informatiecampagne en communicatieacties in Ierland in 2009 zodra er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Voor zover die elementen relevant zijn voor België is de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken bereid het Parlement daarover te informeren.