Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-305

van Hugo Vandenberghe (CD&V N-VA) d.d. 5 februari 2008

aan de minister van Justitie

Gratieverzoeken - Aantallen

strafverjaring
officiële statistiek
Koning en Koninklijke familie
opschorting van de straf

Chronologie

5/2/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 6/3/2008)
28/2/2008Antwoord

Vraag nr. 4-305 d.d. 5 februari 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het genaderecht in ons land is gebaseerd op artikel 110 van de Belgische Grondwet, waarin staat:

“De Koning heeft het recht de door de rechters uitgesproken straffen kwijt te schelden of te verminderen, behoudens hetgeen ten aanzien van de ministers en van de leden van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen is bepaald”.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Hoeveel genadeverzoeken werden de voorbije twintig jaar ingediend?

2. Hoeveel van deze ingediende genadeverzoeken kregen een positieve eindbeslissing? Graag had ik een opsplitsing per jaartal bekomen?

3. Binnen welke termijn wordt een genadeverzoek gemiddeld behandeld? Is in deze termijn een evolutie vast te stellen gedurende de voorbije jaren?

4. Op welke basis werden de gratieverzoeken over het algemeen aanvaard?

5. Welke waren de voornaamste redenen tot weigering van bepaalde gratieverzoeken?

Antwoord ontvangen op 28 februari 2008 :

1 en 2. Zie tabel die als bijlage gaat.

1. Aantal verzoeken om genade die tot Zijne Majesteit de Koning werden gericht :

De daling van het aantal verzoeken tijdens de voorbije twee decennia is toe te schrijven aan verschillende factoren, onder andere aan de permanente evolutie van het penitentiair beleid (voorlopige invrijheidstelling van personen die veroordeeld zijn tot straffen kleiner of gelijk aan drie jaar, elektronisch toezicht, niet-uitvoering van vervangende gevangenisstraffen, ...), richtlijnen van de gerechtelijke overheden (niet-uitvoering van korte straffen), wettelijke bepalingen (werkstraf), ...

Het hoge aantal gunstige beslissingen tijdens het eerste decennium kan worden verklaard door de procedure van de « voorlopige invrijheidstellingen in afwachting van genade » die tot 1999 van kracht was, alsmede door de ruime toepassing van verschillende koninklijke besluiten houdende collectieve genade, meer bepaald tussen 1988 en 1993.

2. Gunstige beslissingen

Het percentage individuele verzoeken dat tot een beslissing tot toekenning heeft geleid, dient met omzichtigheid worden begrepen, gelet op het voorkomen van meervoudige verzoeken, de ambtshalve toekenning in geval van regularisatie (opslorping, toerekening, uitgebreide toepassing in geval van collectieve genade, ...), zonder gevolgstelling (vervroegde invrijheidstelling, verjaring). Bovendien dient ermee rekening worden gehouden dat het genadebesluit over het algemeen niet wordt genomen in het jaar waarin het verzoek wordt ingediend, gelet op de duur van de onderzoeken, de voorlopige maatregelen, ...

Het gaat daarenboven vaak om gedeeltelijke toekenningen, waaraan zelfs voorwaarden of een in acht te nemen proeftermijn is verbonden.

3. Termijn

De procedure met betrekking tot het genaderecht vereist verschillende maanden onderzoek, aangezien de verzoeken worden onderzocht in het licht van de inlichtingen verkregen door toedoen van de gerechtelijke overheden.

Er moet echter worden onderstreept dat de voortdurende stijging van het aantal veroordelingen, de complexiteit van de strafrechtelijke en penitentiaire toestand van de verzoekers en de gerechtelijke en administratieve achterstand elementen vormen die ertoe bijdragen dat de afhandeling van de procedure vertraging oploopt. Die procedure is bijzonder lang wanneer vooraf aan de veroordeelde, die (nog) niet gedetineerd is, een proeftermijn wordt toegekend.

4 en 5. Redenen

In de eerste plaats dient worden onderstreept dat tal van genadeverzoeken uitgaan van niet-gedetineerde personen die door de politierechtbanken veroordeeld zijn tot boetes of tot verval van het recht tot sturen.

Voor de toekenning van genade wordt rekening gehouden met de sociale, familiale en professionele toestand van de verzoeker, meer bepaald wanneer sinds het vonnis nieuwe elementen zijn opgedoken die, indien zij gekend waren geweest, de rechter ertoe aangezet zouden kunnen hebben een andere straf of maatregel op te leggen. In de talrijke gevallen van veroordeling bij verstek kon de rechter uiteraard niet over alle beoordelingselementen beschikken.

Er wordt tevens rekening gehouden met het huidige gedrag van de verzoeker, zijn vermogen tot zelfkritiek, de inspanningen die hij heeft geleverd ten voordele van het slachtoffer, de betaling van de boetes en van de gerechtskosten. Het ontbreken van gerechtelijke antecedenten en de relatieve ernst van de begane feiten vormen ook punten waaraan aandacht wordt besteed.

De toestand van de verzoeker wordt algemeen onderzocht, zonder dat aan een bepaald element bijzondere voorrang wordt verleend. Het is de bedoeling de straf zoveel mogelijk te individualiseren en zo adequaat mogelijk te laten verlopen.

Een genademaatregel kan daarentegen worden geweigerd, inzonderheid wegens de ernst van de feiten, de gerechtelijke antecedenten van de verzoeker, de aanhoudende neiging om misdrijven te plegen, de afwezigheid van zelfkritiek of wanneer de sociale en professionele toestand van de betrokkene geen grote belemmering vormt voor de uitvoering van de straf.

JarenGenadeverzoekenPositieve eindbeslissing
19883 9412 045
19893 5892 882
19904 1122 286
19913 5402 628
19923 3141 592
19933 6081 337
19943 7201 008
19953 2611 102
19964 085745
19974 312870
19985 367768
19993 966515
20003 098523
20012 894761
20022 202644
20032 059362
20041 755308
20051 899333
20061 530286
20071 540302