Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2926

van Geert Lambert (Onafhankelijke) d.d. 2 februari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken

Europese Unie - Israël - Versterking van de banden - Voorwaarden

Europese Unie
Israël
Palestijnse kwestie
Midden-Oosten
Maghreb
Unie voor het Middellandse Zeegebied
bilaterale betrekking
associatieovereenkomst (EU)

Chronologie

2/2/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 5/3/2009)
20/3/2009Antwoord

Vraag nr. 4-2926 d.d. 2 februari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Europese Unie (EU) overweegt een versterking (upgrading) van haar banden met Israël.

Gelet op de recente militaire inval van Israël in de Gazastrook waarbij veel burgerlijke slachtoffers, waaronder. kinderen, vielen, vernam ik graag van de geachte minister of hij in de Raad van de Europese Unie het standpunt zal verdedigen:

- dat er niet zozeer gestreefd moet worden naar een versterking van de bilaterale banden van de EU met Israël, maar naar een regionale benadering door de EU van de landen in het Midden-Oosten;

- dat de evolutie van de betrekkingen van de EU met Israël afhankelijk gemaakt moet worden van een aantal voorwaarden, waaronder:

1° het blijvend en effectief opheffen van de Israëlische blokkade tegen de burgerbevolking van de Gazastrook;

2° het ratificeren door Israël van het derde protocol bij het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben, naar aanleiding van het gebruik van fosforbommen door Israël;

3° dat de kosten van de schade en het herstel van door de EU gefinancierde infrastructuur in Gaza die stelselmatig door Israël vernietigd wordt, gecompenseerd zouden moeten worden op de financiële bijstand van de EU aan Israël.

Antwoord ontvangen op 20 maart 2009 :

De betrekkingen tussen de Europese Unie (EU) en Israël worden bepaald door het Associatieverdrag tussen beide. In het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid, opgezet vanaf 2004, werd een Actieplan opgesteld, dat afloopt in april 2009.

Eerst Marokko en dan Israël hebben aan de Europese Unie (EU) gevraagde de bestaande betrekkingen te versterken. De EU ging positief in op de vraag van beide landen. Het betreft een politieke boodschap en de start van een proces. In het geval van Israël nam de Europese Unie de principebeslissing op 16 juni 2008, in de marge van de Associatieraad. Op 8 december 2008 werd binnen de EU en met Israël een kader afgesproken met ijkpunten voor het politieke luik van die zogenaamde “upgrade”.

Associatieakkoorden werden met alle Middellandse Zeelanden, behalve Libië, sinds 1995 afgesloten in het kader van het Barcelona-proces en de Mediterrane Unie, die geboren is uit een bezorgdheid voor sterke en stabiele relaties tussen al de landen van zuiden van het Mediterrane gebied en de EU. De Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van 8 december 2008 heeft het belang van het Europees nabuurschap aan zijn zuidflank bevestigd en de vooruitgang benadrukt van de samenwerking met de EU op basis van de principes van het nabuurschap. Deze principes zijn een gemeenschappelijk partnerschap, gedifferentieerde bijstand aangepast aan de verschillende noden in de context van een open, evenwichtige en coherente samenwerking.

België heeft steeds de stelling verdedigd dat, om het Vredesproces te versterken, het nodig was dat Israël beter de eigen aangegane verbintenissen zou nakomen. Het meest in het oog springende is de kolonisering op de Westelijke Jordaanoever en in Jeruzalem. De EU zou nauwere betrekkingen met Israël afhankelijk moeten maken van de effectieve bevriezing van die kolonisering, zoals in de door Israël aanvaarde “Road Map” is gesteld. Het is ten andere op aanbeveling van George Mitchell, de nu door president Obama aangestelde vertegenwoordiger, dat deze bevriezing als een onderdeel van een vredesproces werd ongeschreven.

Ik heb daarin binnen de Raad Externe Betrekkingen van december 2008, het meest duidelijk stelling genomen.

Ik vraag aan beide partijen in het conflict, Palestijnen en Israëlis, om de aangegane verbintenissen na te leven. Langs Palestijnse zijde is dat het stoppen met geweld. Hamas doet dat duidelijk niet. Langs Israëlische zijde is dat ondermeer de kolonisering bevriezen. Dit laatste is een unaniem standpunt van de Europese Unie en de hele internationale gemeenschap. Als Israël vrede wil, zal het stappen moeten doen. Vrede in het Midden-Oosten is een strategische doelstelling van de Europese Unie.

Het is een verschrikkelijke situatie dat de 1,4 miljoen inwoners van de Gazastrook het slachtoffer zijn geworden van de strijd tussen Israël en Hamas. Het lot van de burgerbevolking moet drastisch verbeteren. Dat is wat de Europese Unie duidelijk heeft gevraagd van Israël in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen-conclusies van 26 januari 2009.

Er is frustratie bij een hele reeks landen, onder wie EU Lidstaten, over het feit dat gevraagd zou worden andermaal te betalen voor vernietigde infrastructuur. Ook door Belgische niet gouvernementele organisaties medegefinancierde infrastructuur werd vernietigd. Het is een dilemma, maar uiteindelijk wegen de criteria van herstel en hulpverlening door.

Het is een illustratie dat duurzaam herstel in de Palestijnse gebieden alleen mogelijk is in het kader van een echt vredesproces, zonder geweld.

Wat betreft het gebruik van wapens door Israël, is er het internationaal humanitaire recht en zijn er de verschillende conventies. De Europese Unie streeft naar een universalisering van deze conventies, bijvoorbeeld de Conventie over chemische wapens, waar het Midden-Oosten een prioritair, maar moeilijk actiegebied is. Ook de Conventie van conventionele wapens valt onder het streven naar universalisering.