Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2783

van Jacques Brotchi (MR) d.d. 14 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Algemene geneeskunde - Erkenning als specialiteit - Daling van het aantal huisartsen - Weerslag op de toegang tot de gezondheidszorg - Studies

algemene geneeskunde
dokter
medisch onderwijs
gezondheidsverzorging
recht op gezondheid

Chronologie

14/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
26/3/2009Antwoord

Vraag nr. 4-2783 d.d. 14 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

België is één van de laatste Europese landen om de algemene geneeskunde als een medische specialiteit te erkennen.

De meeste van onze universiteiten hebben de knoop al doorgehakt en de algemene geneeskunde geïntegreerd in een gespecialiseerde opleiding en de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties moedigt de lidstaten aan om de algemene geneeskunde als een “specifieke opleiding” te erkennen.

De numerus clausus zorgt voor problemen en er is geen duidelijk artsenkadaster. Zou het niet opportuun zijn dit beroep, dat voor onze burgers van fundamenteel belang is, te herwaarderen?

Volgens sommige statistieken zouden er sinds 2000 bovendien elk jaar minder huisartsen worden erkend. Niet alleen is het aantal huisartsen tussen 2000 en 2005 gedaald van 334 tot 258, de helft van hen beslist ook om niet onmiddellijk een praktijk te beginnen (cf. Vercruysse, B., La médecine générale est malade, que faire?” in Santé conjuguée, oktober 2007, nr. 42, pagina's 14-19).

Die cijfers wijzen dus op een zekere demotivatie bij onze jonge artsen om de algemene geneeskunde te beoefenen.

De reden daarvoor is eenvoudig, namelijk de niet-erkenning door de politieke wereld. Ik denk dat we nuttig werk zouden verrichten, mochten we het specifieke karakter van dat beroep erkennen.

- Wat is uw standpunt ter zake? Hebt u die kwestie al kunnen bestuderen in de ministeriële werkgroepen? Zo ja, wat zijn de resultaten? Bent u het met mij eens dat de erkenning van die opleiding als specialiteit zou bijdragen tot de herwaardering van het beroep?

- Hoe staan de verschillende artsen- en patiëntenverenigingen hier tegenover? Hebt u de gelegenheid gehad een overleg te organiseren over dat thema en zo ja, welke besluiten werden getrokken?

- Hebt u een idee van de weerslag van de daling van het aantal huisartsen op de toegankelijkheid van onze burgers tot de gezondheidszorg? Hebt u in die zin al studies verricht? Zo ja, kunt u mij de resultaten ervan meedelen?

Ik dank u bij voorbaat voor de ophelderingen die u mij hierover kunt geven omdat dit zo belangrijk is voor onze studenten in de geneeskunde, onze artsen en vooral onze burgers.

Antwoord ontvangen op 26 maart 2009 :

Het klopt dat de aantrekkelijkheid van de huisartsgeneeskunde al mijn aandacht krijgt, en u kunt mijn beleidslijnen ter zake terugvinden in mijn beleidsnota (punt 3. Promotie van de huisartsgeneeskunde), waarvan ik u hieronder de hoofdlijnen in herinnering breng :

-ontwikkeling en evaluatie van de Fondsen Impulseo ;

-verbetering van het statuut van huisartsen in opleiding ;

-instelling van zorgtrajecten voor diabetici en mensen met nierinsufficiëntie ;

-steun aan wachtdiensten en dispatching van de huisartsgeneeskunde evenals makkelijker maken van de derdebetalersregeling ;

-gratis preventieve consultatie ;

-aanpassing van de rol en de financiering van de kringen ;

-administratieve vereenvoudiging van de eerste lijn ;

-parkeren makkelijker maken voor huisartsen die huisbezoeken doen.

Het aantal huisartsen is een thema dat zowel op het niveau van de Planningscommissie, wier taak het is, als op het niveau van de Federale raad voor de Huisartsenkringen vaak aan bod komt.

Inzake de planificatie heb ik in het kader van het besluit van juni 2008 een minimumquota ingesteld van 300 huisartsen per jaar tot in 2014 en van 360 vanaf 2015.

Gelijklopend met het kadaster van de medische beroepen, zal er in april eerstkomende een terreinstudie over de huisartsengeneeskunde beschikbaar zijn. Die zal het zonder twijfel mogelijk maken om de planning, die nu reeds rekening houdt met de vervrouwelijking van het beroep en de vergrijzing van de bevolking, te verfijnen.

Er zijn op heden nog meer dan 10 000 huisartsen actief in het kader van wachtdiensten. Zoals u weet, schuilt het schaarsteprobleem in regionale verschillen en niet in het totale aantal. Het is niet zeker dat dit probleem van regionale verschillen verkleind wordt door meer jonge huisartsen te erkennen; om die reden volg ik eveneens pistes inzake zorgorganisatie.

De lopende acties, die hernomen zijn in de beleidsnota, gaan in die richting.

Bovendien verbaast het mij dat u zich vragen stelt bij de erkenning van de huisartsgeneesunde als specialisme, terwijl de huisartsgeneeskunde sinds 1991 (koninklijk besluit van 25 november 1991) een bijzondere beroepstitel voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde is, zoals ook het geval is voor specialismen als heelkunde of dermatologie.