Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2778

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 12 januari 2009

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden

Starterskrediet - Microfinanciering

microkrediet
oprichting van een onderneming
Nederland
startende onderneming
micro-onderneming
Federaal Dienstencentrum
armoede
officiële statistiek

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
2/3/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1617

Vraag nr. 4-2778 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlands Staatssecretaris van Economische Zaken heeft een initiatief gelanceerd waarbij kleine startende ondernemers die moeilijk kredieten krijgen van traditionele banken toch toegang krijgen tot krediet via microfinanciering. Meer in het bijzonder werd verleden jaar een pilootproject opgezet waarbij uitkeringsgerechtigden met ondernemingsplannen een startkrediet en begeleiding krijgen. In ons land komt enkel de starterslening via het participatiefonds vaag in de buurt van dit initiatief.

Het verschil is vooral dat sinds kort ook niet-uitkeringsgerechtigden burgers met ondernemingsplannen beroep kunnen doen op krediet en dit via de Stichting Microkrediet Nederland. Deze Stichting krijgt vanuit de overheid 15 miljoen euro om te vertrekken als microkrediet aan ondernemers. De vraag zou naar verluidt groot zijn. Uit onderzoek in Nederland blijkt dat 600 000 werkloze mensen een eigen onderneming zouden willen beginnen. Het grote voordeel is dat de starters die beroep doen op microkrediet de eerste twee jaar geen terugbetalingen hoeven te doen waardoor de startende zaak alle kansen krijgt en uiteraard de toegang tot krediet voor kleinschalige projecten. Verder wordt op nauw toegezien op de levensvatbaarheid van de onderneming door de Stichting, die immers alle belang heeft op een correcte terugbetaling.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

Kan de geachte minister aangeven hoeveel mensen respectievelijk voor de jaren 2005, 2006 en 2007 beroep deden op de starterslening via het Participatiefonds ? Hoeveel zaken werden hierdoor opgestart ? Hoeveel werkgelegenheid werd gecreëerd ?

Kan met expliciete slaagcijfers en/of percentages aangeven worden hoeveel van de starters slagen in hun opzet en een succesvolle zaak kunnen uitbouwen ?

Hoe reageert de geachte minister op het initiatief van zijn of haar Nederlandse collega om te werken via een stichting en microkredieten ter beschikking te stellen aan zowel uitkeringsgerechtigde als niet-uitkeringsgerechtigde starters ? Kan aangeven worden welke de pluspunten en de nadelen zijn van zulk systeem ?

Is de geachte minister voorstander van een gelijkaardig initiatief – al of niet met een voorafgaand proefproject – in ons land om samen met de privé te voorzien in microfinanciering aan starters en waarom niet baan bestaande ondernemers ? Zo ja, welke budget zou hiervoor nodig zijn en tegen wanneer zou een proefproject starten ? Zo nee, kan uitvoerig aangeven worden waarom niet ?

Is hier een rol weggelegd voor microfinanciering voor startende ondernemers in het kader van armoedebestrijding ? Zo ja, hoe ? Zo neen, kan dit uitvoerig worden toegelicht ?

Antwoord ontvangen op 2 maart 2009 :

In antwoord op zijn vragen:

1. Met 503 startersleningen toegekend in 2005, 464 in 2006 en 701 in 2007 geeft het Participatiefonds zijn goedkeuring aan ongeveer twee dossiers op drie.

2. De meeste ondernemers die aldus van start gaan werken alleen, tenminste in het begin. Een jaar na de toekenning van de lening zijn negen ondernemers op tien nog steeds actief en hebben gemiddeld 0,21 medewerker in dienst genomen.

3. Het Belgisch systeem verschilt niet zozeer van het Nederlands systeem. De leningen van het Participatiefonds zijn toegankelijk voor personen zonder werk met verschillende profielen, voornamelijk uitkeringsgerechtigden.

4. Door ook startersleningen toe te kennen aan personen die reeds werken zou het zeker mogelijk zijn om werknemersjobs vrij te maken voor uitkeringsgerechtigden die niet noodzakelijk van plan zijn om als ondernemers van start te gaan.

5. Personen die werk hebben en die hun eigen onderneming willen opstarten hebben evenwel de mogelijkheid om andere vormen van krediet aan te spreken. In de huidige budgettaire context lijkt het mij daarom niet aangewezen om de doelgroep van het Participatiefonds uit te breiden. Het is bovendien niet voorzien in het regeerakkoord