Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2306

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 12 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

HIV - Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) - Registratie

seksueel overdraagbare aandoening
aids
voorkoming van ziekten
invoer van gegevens
officiële statistiek

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
19/2/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1572

Vraag nr. 4-2306 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Cijfers verzamelen rond seksueel overdraagbare aandoeningen en HIV is geen sinecure. Heel wat instanties in België doen inspanningen om dit op goede manier te doen, maar in vele gevallen schieten zij helaas te kort. Het vaststellen van een SOA is immers ook niet eenvoudig. Heel wat SOA's verlopen asymptomatisch, je merkt dus niet wanneer je ze hebt. Zij komen dan vaak ook pas aan het licht bij een algemeen bloedonderzoek. Bovendien bestaan er in België met betrekking tot SOA heel wat verschillende registratiesystemen waardoor artsen in vele gevallen het bos door de bomen niet meer zien en haast geen SOA's aangeven.

Het registratiesysteem voor HIV is veel beter uitgewerkt en gold lange tijd als een voorbeeld voor de andere landen in Europa. Maar ook deze cijfers kunnen niet ongenuanceerd gebruikt worden. Het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid geeft immers sinds het begin van de epidemie een cumulatief overzicht van de populatie van mensen met HIV in België. Dit beeld klopt niet meer helemaal omdat heel wat mensen ondertussen niet meer in België verblijven of reeds gestorven zijn aan neveneffecten van HIV/AIDS en niet uit de statistieken kunnen worden gefilterd. De cijfers geven een overzicht van het aantal vaststellingen van HIV in een bepaald jaar, maar hoe lang mensen dan reeds HIV hadden is uit de cijfers ook niet duidelijk.

Gezien het voorgaande kader, volgende vragen voor de geachte minister :

1. Welke instanties verzamelen cijfers rond seksueel overdraagbare aandoeningen ? Zijn de artsen voldoende geïnformeerd hierover ?

2. Welke instanties verzamelen cijfers rond HIV ? Zijn de artsen voldoende geïnformeerd hierover ?

3. Met welke problemen hebben zij te kampen ? Welke beleidsmaatregelen staan hier tegenover ?

4. Welke problemen kent het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid bij het verzamelen van cijfers rond HIV-besmetting ?

5. Hoeveel Belgen zijn er met HIV besmet ? Zijn deze cijfers voor interpretatie vatbaar ?

6. Zijn er vergelijkbare onderzoeken die aantonen hoeveel Belgen besmet zijn met HIV zonder dit zelf te beseffen ?

7. Zo ja, welke beleidslijnen stelt de geachte minister hier tegenover ?

8. Zo nee, zijn er plannen om dergelijke onderzoeken te voeren ?

9. Is de het juist dat gezien de verschillende registratiesystemen de artsen in vele gevallen het bos door de bomen niet meer zien ? Welke verantwoordelijkheid heeft de huisarts hierin volgens haar ?

Antwoord ontvangen op 19 februari 2009 :

1. Gegevens over andere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) dan menselijk immuundeficiëntievirus (Human Immunodeficiency Virus - HIV) in België zijn afkomstig van drie verschillende informatiebronnen die samenwerken en overleggen in een werkgroep:

Meldingen in het kader van de verplichte aangifte worden gedaan aan de gezondheids-inspecteurs van de gemeenschappen. De verplicht aan te geven SOA zijn gonorroe en syfilis. Dit registratiesysteem biedt gegevens over een lange periode.

Het peilnetwerk van clinici voor de surveillance van SOA in België bestaat sinds oktober 2000 en registreert een tiental SOA-diagnoses. Deze surveillance wordt georganiseerd door de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut volksgezondheid (WIV). In het jaar 2007 bestond dit netwerk uit achtenveertig vrijwillig deelnemende sites en verspreid over de verschillende provincies in het land. De deelnemende artsen worden er regelmatig aan herinnerd dat de deelname aan deze registratie de verplichte aangifte van gonorroe en syfilis aan de gezondheidsinspecteurs van de gemeenschappen niet opheft. De doelstelling van dit registratiesysteem is het identificeren van risicogroepen en het aanbieden van kwalitatieve informatie essentieel voor de planning van preventieve maatregelen, alsook van informatie over SOA die niet opgenomen zijn in de twee andere registratiesystemen. Een gedetailleerde beschrijving van dit registratiesysteem en de meest recente resultaten zijn terug te vinden in de rapporten op de site www.iph.fgov.be/epidemio/aids.

Het netwerk van laboratoria voor microbiologie bestaat sinds 1983 en wordt eveneens gecoördineerd door de afdeling Epidemiologie van het WIV. Dit netwerk bestond in 2007 uit honderd negen routinelaboratoria en een veertigtal referentielaboratoria die op vrijwillige basis deelnemen; het bevat 63 % van het totale aantal in 2007 erkende microbiologische (routine)-laboratoria. De in dit netwek opgevolgde pathogenen voor SOA zijn C. trachomatis (chlamydia) en N. gonorrhoeae sinds 1986, alsook T. pallidum (syfilis) sinds 2001. Er wordt geen klinische informatie verzameld; artsen zijn niet betrokken bij deze registratie. Dit netwerk laat onder andere toe incidenties te schatten en op te volgen, maar biedt minder kwalitatieve informatie. Een gedetailleerde beschrijving van dit surveillancesysteem en de meest recente resultaten zijn te vinden op: www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index8.htm.

De drie systemen zijn complementair. De werkgroep publiceert een gezamenlijk jaarrapport over de surveillance van SOA in België. De eerste editie beschrijft de resultaten van het jaar 2006 en is beschikbaar op de site www.iph.fgov.be/epidemio/aids.

2. De gegevens van de HIV-diagnoses in België worden verzameld door de AIDS referentie laboratoria (ARL) bij de artsen en worden samengebracht door de afdeling Epidemiologie van het WIV.

De gegevens worden elk semester gevalideerd en geanalyseerd en worden gecommuniceerd in de vorm van halfjaarlijkse rapporten en een jaarrapport. Deze rapporten zijn beschikbaar op de website van het WIV, op volgend adres: www.iph.fgov.be/epidemio/aids en worden eveneens op papier verspreid naar ongeveer vijfhonderd bestemmelingen. Deze rapporten stellen de meest recent beschikbare gegevens voor, alsook een samenvatting van de gebruikte methodologie. De resultaten worden ook verspreid via geschreven en audiovisuele pers, voornamelijk ter gelegenheid van Wereldaidsdag (1 december) en bij de lancering van preventiecampagnes. De resultaten worden ook opgenomen in diverse gespecialiseerde publicaties.

3. en 4. De aangifte van HIV/Acquired Immunodeficiency Syndrome (AIDS) is niet verplicht in België, zoals dit ook niet het geval is in talrijke Europese landen.

De ARL’s zijn belast met alle confirmatietests uitgevoerd in ons land. De gegevensinzameling afkomstig van alle ARL’s en hun analyse geven dus een volledig beeld van de situatie in België wat betreft het aantal uitgevoerde HIV-diagnoses.

De ARL’s sturen een formulier naar de behandelende arts dat bijkomende informatie vraagt over de patient. Dit formulier invullen vraagt een extra inspanning van de arts qua tijd en aandacht. Zoals zo dikwijls in epidemiologische surveillance-systemen, is het noodzakelijke compromis te vinden tussen enerzijds de kwaliteit en de kwantiteit van de gewenste informatie, en anderzijds de haalbaarheid in termen van complexiteit, vereiste tijd en aandacht van de arts, alsook in functie van de beschikbaarheid van de informatie.

Dit is een “actief surveillance-systeem”; er worden contacten gelegd en herinneringen verstuurd, om een zo groot mogelijke respons te bekomen. Deze inspanningen laten toe om in de mate van het mogelijke het aandeel ontbrekende gegevens te verminderen.

De epidemiologische informatie wordt op een gecodeerde manier doorgegeven.

De halfjaarlijkse analyse op het WIV wordt pas gestart als alle informatie afkomstig van de ARL’s is ingezameld.

5. Het aantal personen van Belgische nationaliteit geïnfecteerd met HIV is niet precies gekend.

De beschikbare cijfers betreffen de gestelde HIV-diagnoses en niet de bestaande infecties.

In 2006 werden 2 679 patiënten met de Belgische nationaliteit medisch opgevolgd in België, op een totaal van 8 583 opgevolgde patiënten. De nationaliteit is onbekend in 18,9 % van de gevallen. Deze prevalentiegegevens worden ingezameld sinds 2006 door het surveillance-programma HIV/AIDS van het WIV.

6. Dit aantal is onbekend.

Wel is het zo dat er in België een gemakkelijke toegang tot de HIV-screeningtest is. In de loop van het jaar 2007 werden er in België 595 394 HIV-screeningtests uitgevoerd en terugbetaald door het Rijksintituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV), de tests uitgevoerd op bloeddonoren niet meegerekend. Dit stemt overeen met 55,7 tests op duizend inwoners per jaar. Het gaat om een van de hoogste screeningfrequenties in Europa. Enkel Frankrijk en Oostenrijk hebben hogere frequenties (respectievelijk 83 en 81 tests per duizend inwoners per jaar).

7. en 8. Gezien in onze maatschappij zowel de beslising om een test te laten doen als de beslissing om zich te laten behandelen een individuele beslissing is; gezien het feit dat de toegang tot een screeningstest in Belgie tot de beste in Europa behoort rest er enkel de mogelijkheid van de voorlichting om dit fenomeen aan te pakken.

9. De huisarts moet enkel de melding in het kader van de verplichte aangifte aan de gezondheidsinspecteurs van de gemeenschappen doen.

Artsen die vrijwillig deelnemen aan het peilnetwerk van clinici worden herinnerd aan deze verplichte aangifte; deze beperkte groep van artsen notifieert deze infecties bij twee verschillende instanties.