Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1892

van Els Schelfhout (CD&V) d.d. 29 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Actieplan tegen mensenhandel - Bedelarij - Kinderen

kind
mensenhandel
bedelarij
rechten van het kind
kinderbescherming
kinderarbeid
georganiseerde misdaad
Roma

Chronologie

29/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2008)
5/1/2009Dossier gesloten

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-456
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1926
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-2723

Vraag nr. 4-1892 d.d. 29 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het is schrijnend om vast te stellen dat bedelende kinderen nog steeds deel uitmaken van het straatbeeld. Sommige kinderen worden alleen op pad gestuurd om geld in te zamelen, anderen vergezellen noodgedwongen hun moeder of iemand anders om samen geld bijeen te bedelen. Kinderen wekken immers meer medelijden op en brengen aldus meer op.

Bedelarij op zich is niet verboden, de exploitatie ervan, en des te meer wanneer kinderen betrokken zijn, wel (hoofdstuk IIIbis van het Strafwetboek).

Het is evident dat dit fenomeen de rechten van het kind schendt. Het Internationaal Verdrag van de rechten van het kind legt aan de overheid de verplichting op om de nodige maatregelen te nemen om een gepaste opvoeding en ontwikkeling aan elk kind te garanderen en om elk kind te beschermen tegen alle vormen van geweld of misbruik.

Vooraleer deze problematiek kan aangepakt worden, moet een beter inzicht verworven worden op de achterliggende structuren en organisaties, en moet het fenomeen van de economische uitbuiting van kinderen door bedelarij in kaart worden gebracht. Voorts dient gezocht te worden naar mogelijke oplossingen.

In het kader van het Nationaal Veiligheidsplan 2004-2007 werd een actieplan opgemaakt om de strijd tegen de mensenhandel, en meer in het bijzonder de economische uitbuiting aan te binden.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen :

Kan hij op basis van de uitvoering van dat plan een stand van zaken geven ?

Werden reeds achterliggende structuren of organisaties blootgelegd ?

Op hoeveel wordt in België het aantal bedelende kinderen enerzijds en het aantal bedelende volwassenen anderzijds geschat ?

Hoeveel kinderen werden aan de invloed van de volwassenen die hen uitbuiten onttrokken en op welke manier ?

Heeft hij reeds stappen ondernomen om een overleg te organiseren tussen de verschillende niveaus en met de belanghebbende groepen met het oog op het bestuderen van eventuele oplossingen ?