Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1663

van Helga Stevens (CD&V N-VA) d.d. 26 september 2008

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven

NMBS - Spoorverkeer - Zelfdodingen

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
zelfmoord
dood
officiële statistiek

Chronologie

26/9/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 30/10/2008)
27/11/2008Antwoord

Vraag nr. 4-1663 d.d. 26 september 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Graag had ik volgende informatie gekregen met betrekking tot het tragische fenomeen van de zelfdodingen in het spoorverkeer :

1. Met hoeveel zelfdodingen (of pogingen daartoe) werd het Belgische treinverkeer de afgelopen vijf jaren geconfronteerd ?

2. Is het mogelijk deze cijfers weer te geven per jaar en per provincie ?

3. Welke spoortrajecten of -locaties kunnen op basis van de voorhanden zijnde cijfers als risicovol beschouwd worden ?

4. Welke spoortrajecten of -locaties in de provincie Oost-Vlaanderen zijn als het meest risicovol te beschouwen ?

5. Welke inspanningen doen de NMBS en/of Infrabel om het aantal zelfdodingen langs spoorlijnen te verminderen ? Wat wordt hierover bepaald in het nieuwe beheerscontract ?

6. Welke bijstand (aard, duur, ...) wordt verleend aan het spoorwegpersoneel (treinchauffeur, onderhoudsploegen, ...) dat met een zelfdoding geconfronteerd wordt ?

7. Welke houding neemt de spoorwegmaatschappij aan ten opzichte van de nabestaanden van de persoon die de zelfdoding ondernomen heeft ? Worden de kosten die aan de vertragingen verbonden zijn verhaald op de familie ? Zijn hierover aanbevelingen opgenomen in het nieuwe beheerscontract ? Wat is het standpunt van de geachte minister in deze materie ?

Antwoord ontvangen op 27 november 2008 :

1, 2, 3, 4, 5 en 7.

Ik heb de eer het geachte lid hiervoor te verwijzen naar de antwoorden medegedeeld op de parlementaire vraag nr. 281 van 6 juni 2008 van Volksvertegenwoordiger Georges Gilkinet (QRVA 52 027, blz. 6 875 en 6 876), op de parlementaire vraag nr. 66 van vijftien januari 2008 van Volksvertegenwoordiger Guy D’Haeseleer (QRVA 52 011, blz. 1 777 tot 1 780) en op de mondelinge vraag nr. 5145 van Volksvertegenwoordiger Peter Logghe in de Commissie Infrastructuur van negen juni 2008 (CRIV 52 COM 243, blz. 2, 3 en 4).

  1. In geval van een (poging tot) zelfdoding wordt onmiddellijk de lokale Permanentie 3x8 geïnformeerd, die de organisatie voor de hulpverlening opstart.

Zo spoedig mogelijk na het incident is er ambtshalve een eerste opvang verzekerd door een opgeleide hulpverlener, de API (Assistent Post-Incident). Het slachtoffer zet nooit zijn dienst verder.

Indien nodig wordt een aflosbestuurder opgeroepen en ter plaatse gestuurd voor het verderzetten van de dienst van het slachtoffer.

Alvorens het slachtoffer zijn normale dienst hervat heeft hij een persoonlijk opvanggesprek met zijn onmiddellijke chef die nagaat of bijkomende professionele hulp nodig is (arbeidsgeneesheer, psycholoog,…).

Zoniet, herneemt de bestuurder de volgende dag zijn normale dienst mits begeleiding door een instructeur-API van zijn depot. Eventueel worden bijkomende begeleidingen georganiseerd.

Elk slachtoffer wordt periodiek gevolgd door CPS (Corporate Prevention Services) in functie van de ernst van de psychische letsels. Sowieso is er een verplicht jaarlijks medisch onderzoek bij de arbeidsgeneesheer in het kader van het wettelijk verplicht gezondheidstoezicht.