Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1432

van Sabine de Bethune (CD&V N-VA) d.d. 4 september 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen

Werklozen - Vrijwilligerswerk

werkloosheid
werkloosheidsverzekering
onbetaald werk
vrijwilligersorganisatie
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
officiële statistiek
werkloze
vrijwilligerswerk

Chronologie

4/9/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/10/2008)
13/11/2008Rappel
14/11/2008Antwoord

Vraag nr. 4-1432 d.d. 4 september 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op basis van artikel 45bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering kan een uitkeringsgerechtigde werkloze vrijwilligerswerk in de zin van de wet betreffende de rechten van vrijwilligers van 3 juli 2005 verrichten voor zover hij dit heeft aangegeven en de activiteit niet wordt verboden.

Ik had van de geachte minister graag een antwoord gekregen op de volgende vragen voor de jaren 2006 en 2007:

- Hoeveel aangiftes werden in het kader van hierboven vermelde artikel 45bis gedaan?

- Hoeveel keer werd een aangegeven activiteit verboden en om welke redenen?

Antwoord ontvangen op 14 november 2008 :

Het betreffende cijfermateriaal is niet beschikbaar aangezien deze kennisgevingen behandeld worden samen met de andere briefwisseling die de werkloosheidsbureaus van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA) ontvangen. Bovendien wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid die verenigingen hebben (bijvoorbeeld Het Rode Kruis) om een collectieve aanvraag in te dienen. In dergelijke situaties geldt vrijstelling van individuele aangifte.

De toepassing van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers heeft er evenwel toe geleid dat de uitoefening van dergelijke activiteiten slechts in uitzonderlijke gevallen afgewezen moet worden.

Ten aanzien van werkzoekenden kan een weigering of een beperking gebaseerd warden op volgende motieven:

  1. de activiteit vertoont niet of niet langer de kenmerken van vrijwilligerswerk als bedoeld in de voormelde wet;

  2. de activiteit vertoont gezien haar aard, omvang en frequentie of gezien bet kader waarin zij wordt uitgeoefend, niet of niet langer de kenmerken van een activiteit die in het verenigingsleven gewoonlijk door vrijwilligers wordt verricht;

  3. de toegekende materiële of financiële voordelen, kunnen overeenkomstig de voormelde wet van 3 juli 2005, of van fiscale wetgeving niet geneutraliseerd warden;

  4. de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de werkloze zou beduidend verminderen.

Het aantal gevallen waarin de vraag wordt afgewezen om één van de voormelde redenen wordt afgewezen is zeer beperkt.