Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1013

van Joris Van Hauthem (Vlaams Belang) d.d. 3 juni 2008

aan de eerste minister

Koninklijke dotaties - Stijging

Koning en Koninklijke familie
rijksbegroting

Chronologie

3/6/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
26/6/2008Antwoord

Vraag nr. 4-1013 d.d. 3 juni 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De begroting voorziet dit jaar in een surplus van 640 000 euro voor de dotaties aan de koninklijke familie, waardoor het bedrag voor de Koning, zijn drie kinderen en Koningin Fabiola op ruim 13 miljoen euro komt te staan, een slordige half miljard oude belgische franken of zo’n 5% meer dan wat begroot was in 2007.

De civiele lijst van de Koning werd met bijna een half miljoen euro verhoogd in vergelijking met vorig jaar en moet hem naar verluidt in staat stellen om in volledige onafhankelijkheid alle uitgaven te verrichten die inherent zijn aan de uitoefening van koninklijke functie en het dekken van onder andere personeels- en werkingskosten.

Ook andere leden van de koninklijke familie krijgen belastingsvrije royale bedragen toegestopt. De jaarlijkse en levenslange dotatie aan Koningin Fabiola stijgt met zo’n 73 000 euro, die van Prins Flip met 51 000 euro en ook die van Prinses Astrid en Prins Laurent stijgen aanzienlijk.

Deze stijging wordt mogelijk gemaakt door de wet 16 november 1993 houdende vaststelling van de Civiele Lijst voor de duur van de regering van Koning Albert II, tot toekenning van een jaarlijkse en levenslange dotatie aan Hare Majesteit Koningin Fabiola en van een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip voor wat betreft de civiele lijst en de dotatie aan Koningin Fabiola, en door de wet van 7 mei 2000 houdende toekenning van een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip, een jaarlijkse dotatie aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid en een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent voor wat betreft de dotatie aan de drie koningskinderen. De jaarlijkse dotaties worden immers gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en daarbovenop wordt het bedrag van de civiele lijst om de drie jaar geherwaardeerd op grond van de evolutie van de reële lonen van de diensten van algemeen bestuur van de federale staat en van de toename van de werkgeversbijdragen inzake sociale zekerheid.

Los daarvan krijgen leden van de koninklijke familie nog andere tegemoetkomingen. De bovenvermelde wet van 1993 bepaalt bijvoorbeeld dat de brandstof, die nodig is voor de verwarming van het koninklijk paleis, geleverd wordt door de Federale Staat. Daarnaast nemen een aantal overheidsdiensten specifieke taken voor hun eigen rekening, zoals de beveiliging van onroerend goed, dienstreizen en detachering van personeel. En dan zwijgen we nog over de fel bediscussieerde inkomsten uit commerciële activiteiten.

De dotatieregeling wordt steeds meer op de korrel genomen door de man in de straat. De geraamde verhoging van de bedragen aan de leden van de koninklijke familie zal deze ongenoegens enkel versterken.

Vandaar deze vragen:

1. Acht de regering zo’n aanzienlijke verhoging van de Civiele Lijst en van de dotaties aan de andere leden van de koninklijke familie wel gerechtvaardigd?

2. Is de regering van plan de indexeringen van de koninklijke dotaties te herzien, alsook de driejaarlijkse upgrade van de Civiele Lijst?

Antwoord ontvangen op 26 juni 2008 :

1. Het basisbedrag van de Civiele Lijst en van de dotaties aan Koningin Fabiola, Prins Filip, Prinses Astrid en Prins Laurent is vastgesteld in de wetten van respectievelijk 16 november 1993, 7 mei 2000 en 13 november 2001.

Elk van deze wetten bepaalt de manier waarop het basisbedrag gekoppeld wordt aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en, wat de Civiele Lijst betreft, aan een herwaarderingsfactor. Die herwaardering gebeurt om de drie jaar.

Bij de opmaak van de ontwerpbegroting van 2008 is rekening gehouden met de toepassing van deze wettelijke bepalingen, meer bepaald de aanpassing aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Voor haar eerste raming is de federale overheidsdienst Financiën uitgegaan van de aangepaste begroting van 2007, en niet van de realisaties. Ten opzichte van de aangepaste begroting bedraagt de stijging van de kredieten voor de Civiele Lijst en voor de dotaties aan de leden van de Koninklijke Familie ongeveer 4 %, ten opzichte van de realisaties van het begrotingsjaar 2007 bedraagt ze ongeveer 5 %.

Dat bij de finalisering van de ontwerpbegroting de aanvankelijke raming behouden werd, moet worden gezien als een veiligheidsmaatregel, gelet op de toenemende inflatietendens. Ik wil eraan herinneren dat de inflatie in maart op jaarbasis 4,39 % bedroeg en in de maand mei tot 5,2 % is gestegen.

Voor zover nodig, wil ik eraan herinneren dat een deel van de Civiele Lijst en van de dotatie aan de leden van de Koninklijke Familie dient om personeelsuitgaven te betalen; voor de Civiele Lijst loopt dat aandeel op tot ongeveer 80 %. Zoals dat voor alle werknemers het geval is, wordt ook het loon van het personeel dat werkt voor de Koning en de leden van de Koninklijke Familie aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het geachte lid is er ongetwijfeld van op de hoogte, dat er dit jaar al twee loonindexeringen plaatshadden.

Ten slotte wil ik beklemtonen dat de genoemde bedragen begrotingskredieten zijn. De werkelijke bedragen van de Civiele Lijst en de dotaties aan de leden van de Koninklijke Familie worden uitbetaald conform de wettelijke bepalingen en dus overeenkomstig de reële evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dat verklaart waarom de realisaties in 2007 lager waren dan de kredieten in de aangepaste begroting.

2. De indexering en, wat de Civiele Lijst betreft, driejaarlijkse herwaardering zijn, zoals gezegd, geregeld in een wet. Het staat de wetgever vrij, indien hij daar redenen toe ziet, de wet ter zake te wijzigen.