SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2015-2016 Zitting 2015-2016
________________
22 mars 2016 22 maart 2016
________________
Question écrite n° 6-892 Schriftelijke vraag nr. 6-892

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

au premier ministre

aan de eerste minister
________________
Œuvres d'art juives dérobées - Restitution - Simplification de la procédure - Point de contact digital Joodse geroofde kunst - Restitutie - Eenvoudigere procedure - Digitale meldpunt 
________________
propriété des biens
vol
juif
Seconde Guerre mondiale
commerce de l'art
oeuvre d'art
bien culturel
musée
site internet
eigendom van goederen
diefstal
jood
Tweede Wereldoorlog
handel in kunstvoorwerpen
kunstvoorwerp
cultuurgoed
museum
internetsite
________ ________
22/3/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 21/4/2016)
20/4/2016Antwoord
22/3/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 21/4/2016)
20/4/2016Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-893 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-893
________ ________
Question n° 6-892 du 22 mars 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-892 d.d. 22 maart 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

À la fin des années nonante, l'attention s'est à nouveau focalisée, dans le pays et à l'étranger, sur la recherche de biens culturels volés pendant le régime nazi et sur leur restitution. En 2001, les Pays-Bas ont créé une commission d'avis indépendante qui rend, entre autres, des avis sur des questions de restitution d'œuvres d'art sans que l'État ne soit impliqué. Sur la base de l'article 2, alinéa 2, de l'acte de fondation de la Commission de restitution, la Commission est également chargée d'émettre, à la demande du ministre, un avis sur des litiges portant sur la restitution de biens culturels et opposant le propriétaire initial qui, du fait de circonstances directement liées au régime nazi, a involontairement perdu la propriété, ou ses héritiers, et l'actuel propriétaire autre que le Royaume des Pays-Bas. L'article 2, alinéa 3 de l'acte de fondation précise encore que le ministre n'introduit une telle demande auprès de la Commission que si le propriétaire initial ou ses héritiers et l'actuel propriétaire ont demandé conjointement au ministre de le faire. En résumé, il s'agit ici d'une procédure alternative de résolution des conflits portant sur des œuvres d'art volées par les nazis. Les parties sont les héritiers ou ayants droit du propriétaire initial d'une œuvre d'art, d'une part, et l'actuel propriétaire de l'œuvre d'art, d'autre part. Ce propriétaire actuel n'est pas l'État néerlandais mais, par exemple, un particulier, une fondation ou une institution publique, communale ou provinciale. Conformément à l'acte de fondation, pour rendre ses avis dans ces matières, la Commission prend en considération des critères de bon sens et d'équité.

Notre pays a déjà mené des recherches à ce sujet. Le 31 décembre 2007, la Commission de dédommagement des membres de la communauté juive de Belgique a terminé l'examen et le traitement des demandes de dédommagement. Le secrétariat de la Commission a également mis un terme à ses travaux. Depuis le 1er janvier 2008, le suivi est assuré par les services de la Chancellerie du premier ministre et relève aujourd'hui du service public de programmation (SPP) de la Politique scientifique.

Toutefois, nous ne disposons d'aucun organe qui rende des avis sur des œuvres d'art volées faisant l'objet de plaintes de particuliers.

Il s'agit d'une matière transversale – Communautés. Dans notre pays, la politique artistique est le résultat d'un jeu complexe entre différents niveaux de pouvoir. Depuis les réformes de l'État de 1970, la politique culturelle belge est devenue une compétence des Communautés. Le niveau fédéral est également concerné par les restitutions d'œuvres d'art volées. Je me réfère au suivi des travaux du secrétariat de la Commission de dédommagement des membres de la communauté juive de Belgique, dont relèvent les œuvres d'art volées par le régime nazi. Aujourd'hui, cette matière dépend du département de la Politique scientifique.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes à cet égard :

1) Comment réagissez-vous à l'initiative néerlandaise qui est particulièrement transparente et propose un point central (via un site internet) pour les citoyens désireux de retrouver les œuvres d'art volées de leur famille ? Envisagez-vous une initiative semblable dans notre pays, avec une commission de restitution ou un point de contact digital auquel peuvent s'adresser les personnes ayant une réclamation relative à des œuvres d'art volées  ? Si non, pour quelle raison ? Que ferez-vous alors et pouvez-vous apporter des explications détaillées ?

2) Êtes-vous disposé à vous concerter avec les personnes victimes de vol d'œuvres d'art ? Êtes-vous disposé à élaborer, conjointement avec la communauté juive et d'autres organisations représentatives des victimes du régime nazi, une procédure qui aide les familles des personnes spoliées à récupérer les œuvres d'art dont elles ont été dépouillées et ce, entre autres, en donnant un avis sur des questions relatives à des restitutions ? Dans la négative, pourquoi et qu'allez-vous donc faire ? Dans l'affirmative, pouvez-vous nous fournir des précisions quant au contenu et au calendrier ?

 

Vanaf het einde van de jaren negentig is in binnen- en buitenland opnieuw aandacht ontstaan voor onderzoek naar, en teruggave van tijdens het naziregime geroofd kunstbezit. Nederland heeft in 2001 een onafhankelijke adviescommissie opgericht die onder meer advies verleent over restitutiekwesties van roofkunst waarbij de Staat niet is betrokken. Op grond van artikel 2, lid 2, van het Instellingsbesluit van de Restitutiecommissie heeft de Commissie tevens de taak "op verzoek van de minister advies uit te brengen over geschillen over teruggave van cultuurgoederen tussen de oorspronkelijke eigenaar die door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit verloor of diens erfgenamen en de huidige bezitter niet zijnde de Staat der Nederlanden". Uit artikel 2, lid 3, van het Instellingsbesluit volgt dat de minister een dergelijk verzoek uitsluitend bij de Commissie indient "indien de oorspronkelijke eigenaar of diens erfgenamen en de huidige bezitter gezamenlijk de minister daarom gevraagd hebben". Resumerend gaat het hier om alternatieve geschillenbeslechting over kwesties betreffende naziroofkunst. De partijen zijn de erfgenamen of rechtsopvolgers van de oorspronkelijke eigenaar van een kunstwerk, enerzijds, en de huidige bezitter van het betreffende kunstwerk, anderzijds. Deze huidige bezitter is niet de rijksoverheid, maar bijvoorbeeld een particulier, een stichting of een provinciale of gemeentelijke overheidsinstelling. Conform het Instellingsbesluit neemt de Commissie bij haar advisering in deze zaken "maatstaven van redelijkheid en billijkheid" in acht.

Ons land voerde hieromtrent eerder onderzoek. De Commissie voor de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België heeft het onderzoek en de behandeling van de aanvragen tot schadeloosstelling op 31 december 2007 beëindigd. Het secretariaat van de Commissie heeft eveneens de werkzaamheden stopgezet. De opvolging wordt vanaf 1 januari 2008 verzekerd door de diensten van de Kanselarij van de eerste minister en valt heden onder de programmatorische overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid.

Wij hebben echter geen orgaan dat advies verleent over roofkunst wat betreft particuliere claims.

Het is een transversale aangelegenheid van de Gemeenschappen. Het kunstenbeleid in ons land is het resultaat van een complex samenspel tussen verschillende overheidsniveaus. Sinds de staatshervormingen van 1970 is cultuurbeleid in België een bevoegdheid geworden van de Gemeenschappen. Het federale niveau is ook betrokken bij restitutiekwesties van roofkunst. Ik verwijs naar de opvolging van de werkzaamheden van het secretariaat van de Commissie voor de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap, waaronder gestolen kunstwerken door het naziregime vallen. Heden ressorteert dit onder het departement Wetenschapsbeleid.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen :

1) Hoe reageert u op dit Nederlandse initiatief, dat zeer transparant is en een duidelijk knooppunt (via een webstek) aanbiedt voor burgers die roofkunst van hun familie willen terugvinden ? Overweegt u een gelijkaardig initiatief in ons land met een restitutiecommissie of een ander digitaal meldpunt waar landgenoten die een claim hebben betreffende roofkunst terechtkunnen ? Zo neen, waarom niet ? Wat gaat u wel doen en kunt u dat uitvoerig toelichten ?

2) Bent u bereid met de slachtoffers van roofkunst in overleg te gaan ? Bent u bereid samen met de Joodse Gemeenschap en andere organisaties die de slachtoffers van het Naziregime vertegenwoordigen een procedure uit te werken die de families van beroofde slachtoffers helpt bij het recupereren van de hen afhandig gemaakte kunstwerken, en dit onder meer met een adviesverlening bij restitutiekwesties ? Zo neen, waarom niet en wat gaat u dan wel doen ? Zo ja, kunt u meedelen wat de inhoud en het tijdschema zijn ?

 
Réponse reçue le 20 avril 2016 : Antwoord ontvangen op 20 april 2016 :

Je me réfère à la réponse donnée par la secrétaire d’État à la Politique scientifique à qui la question a également été posée.

Ik verwijs naar het antwoord van de staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, aan wie de vraag eveneens werd gesteld.