SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
28 juin 2018 28 juni 2018
________________
Question écrite n° 6-1916 Schriftelijke vraag nr. 6-1916

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Combattants de l'État islamique (EI) en Syrie et en Irak - Dons - Donateurs - Identification - Poursuites - Approche française - Situation en Belgique IS-strijders in Syrië en Irak - Giften - Donateurs - Identificatie - Vervolging - Franse aanpak - Stand van zaken in België 
________________
financement du terrorisme
radicalisation
extrémisme
intégrisme religieux
Syrie
Iraq
terrorisme
financement
don
financiering van terrorisme 
radicalisering
extremisme
religieus conservatisme
Syrië
Irak
terrorisme
financiering
gift
________ ________
28/6/2018Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 2/8/2018)
21/12/2018Antwoord
28/6/2018Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 2/8/2018)
21/12/2018Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1915
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1917
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1915
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1917
________ ________
Question n° 6-1916 du 28 juin 2018 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1916 d.d. 28 juni 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je me réfère aux questions écrites n°s 6 822 et 6 1161 que j'ai posées antérieurement sur l'ASBL Sanabil, qui a entretemps été dissoute, et à vos réponses détaillées.

Nous savons aujourd'hui que divers réseaux d'aide et mouvements de sympathisants de terroristes condamnés sont en contact avec ceux ci et leur font parvenir des courriers, de la littérature et des dons. L'ASBL française Sanabil dont on a appris qu'elle s'est adonnée au prosélytisme et à la valorisation du terrorisme, a échangé du courrier avec au moins vingt détenus dans notre pays, et dans certains cas, plusieurs fois. Cette association sans but lucratif (ASBL) se consacre activement aux détenus condamnés pour terrorisme. Outre une " assistance religieuse ", elle offre aux détenus et à leur famille des cadeaux sous la forme d'argent, de vêtements et de lectures religieuses salafistes. L'organisation comptait 750 membres provenant de onze pays.

Le procureur français de Paris s'inquiète de ces formes de microfinancement du terrorisme. En France aussi, de faibles sommes d'argent sont transmises à des terroristes détenus et aux membres de leur famille ainsi qu'aux veuves de terroristes décédés. Les montants sont peu élevés afin de ne pas trop attirer l'attention, mais il y a également de nombreux " dons ", ce qui fait augmenter le montant.

Rien que pour les deux dernières années, on a identifié 416 donateurs ayant pris part au financement de l'État islamique au départ de la France. Il s'agissait dans ce cas du financement de l'État islamique au départ de la France et par le biais de 320 intermédiaires identifiés opérant au départ du Liban et de la Turquie. Les destinataires finaux étaient des djihadistes qui agissaient en Syrie et en Irak. Les membres de la famille et les amis des combattants en Syrie qui ont transmis des dons font actuellement l'objet de poursuites en France et quelques uns ont déjà été condamnés pour participation à un groupe terroriste. Des fonds ont également été transmis par mandats postaux. La Banque de la Poste française, à laquelle on reproche de n'avoir pas été suffisamment vigilante, est également dans le collimateur du parquet français.

Quant au caractère transversal de cette question, l'accord de gouvernement flamand accorde une attention particulière à la prévention de la radicalisation. Il est question de la création d'une cellule regroupant des experts de divers domaines politiques afin de détecter et de prévenir la radicalisation et d'y remédier, qui comporterait un point de contact central et travaillerait en collaboration avec d'autres autorités. C'est l'Agence flamande de l'Intérieur qui est chargée de la coordination de cette cellule. L'autorité fédérale joue un rôle clé, en particulier en ce qui concerne l'approche proactive et le contrôle du respect de la législation. À l'avenir, un fonctionnaire fédéral du Service public fédéral (SPF) Intérieur fera également partie de cette cellule. Il s'agit dès lors d'une matière régionale transversale. Je me réfère également au plan d'action mis récemment sur pied par le gouvernement flamand en vue de prévenir les processus de radicalisation susceptibles de conduire à l'extrémisme et au terrorisme.

J'aimerais donc obtenir une réponse aux questions complémentaires suivantes :

1) Combien de donateurs ont ils transmis de l'argent, directement ou par le biais d'intermédiaires, à des combattants de l'EI en Syrie et en Irak ? Ce chiffre est il du même ordre de grandeur qu'en France ? Pouvez vous fournir des précisions ?

2) Des personnes ont elles déjà fait l'objet de poursuites dans notre pays, comme en France, pour avoir contribué, par des dons, au financement d'un groupe terroriste (en l'occurrence, l'EI) ? Dans la négative, pourquoi ? Comptez vous faire examiner la situation ? Dans l'affirmative, pouvez vous fournir des explications chiffrées et me dire quelles peines ces personnes encourent ?

3) Pensez vous comme moi que les personnes qui ont fait des dons aux combattants qui interviennent ou sont intervenus en Syrie et en Irak, doivent être répertoriées dans un but préventif et à des fins de poursuites ? Dans l'affirmative, pouvez vous préciser qui a examiné quoi ? Qu'en est il ressorti ? Dans la négative, pourquoi ?

4) Comment les dons ont ils été transmis aux combattants de l'EI et a t on également utilisé des mandats postaux (appelés " mandats cash ") ? Dans la négative, par quels canaux cet argent a t il été transmis ? Les intermédiaires sont ils également poursuivis ? Pouvez vous fournir des explications détaillées ?

 

IIk verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vragen nrs. 6 822 en 6 1161 betreffende de ondertussen ontbonden vzw Sanabil en uw uitgebreide antwoorden op mijn vragen.

We weten vandaag dat diverse ondersteuningsnetwerken en sympathisantenbewegingen van veroordeelde terroristen via brieven, literatuur en giften met hen in contact staan. De Franse vzw Sanabil waarvan ondertussen geweten is dat zij zich schuldig maakten aan bekeringsdrang en het verheerlijken van terrorisme, voerde een briefwisseling met minstens twintig gedetineerden in ons land, en met sommigen meerdere keren. Deze vereniging zonder winstoogmerk (vzw) richt zich actief tot wegens terrorisme veroordeelde gedetineerden. Naast zogenaamde " religieuze bijstand " stelt deze organisatie giften ter beschikking van de veroordeelden en hun familie en dit onder de vorm van geld, kleren en religieuze salafistische lectuur. De organisatie had zevenhonderdvijftig leden vanuit elf landen.

De Franse procureur van Parijs maakt zich zorgen over deze vormen van microfinanciering van terrorisme. Ook in Frankrijk worden regelmatig kleine bedragen overgemaakt aan gedetineerde terroristen en aan de familieleden van deze terroristen alsook aan de weduwen van overleden terroristen. De bedragen zijn laag om niet te veel op te vallen, maar er zijn veel " giften ", waardoor het bedrag oploopt.

Er werden 416 donateurs geïdentificeerd die deelnamen aan de financiering van IS vanuit Frankrijk en dit alleen al voor de jongste twee jaar. Het betrof in dit geval de financiering van IS vanuit Frankrijk en dit via 320 geïdentificeerde tussenpersonen die opereren vanuit Libanon en Turkije. De uiteindelijke bestemmelingen waren jihadisten die in Syrië en Irak opereerden. De familieleden en vrienden van de Syriëstrijders die giften hebben overgemaakt, worden momenteel vervolgd in Franrijk en enkelen werden reeds veroordeeld wegens deelname aan een terroristische groepering. Ook via postmandaten werd geld overgemaakt. De Franse Banque de la Poste wordt verweten onvoldoende oplettend te zijn geweest en ook zij wordt geviseerd door het Franse parket.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag : in het Vlaams regeerakkoord wordt aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van de oprichting van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en eraan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel gebeurt door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral voor wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de federale overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende aanvullende vragen :

1) Hoeveel donateurs hebben vanuit ons land rechtstreeks of via tussenpersonen geld overgemaakt aan IS-strijders in Syrië en Irak ? Ligt dit cijfer in dezelfde grootteorde als Frankrijk ? Kunt u dit toelichten ?

2) Werden er in ons land naar het voorbeeld van Frankrijk reeds mensen in vervolging gesteld omdat zij via giften bijdroegen aan de financiering van een terroristische groepering (in casu IS) ? Zo neen, waarom niet ? Gaat u dit laten onderzoeken ? Zo ja, kunt u dit cijfermatig toelichten en meedelen welke straffen zij riskeren ?

3) Bent u het met me eens dat de donateurs aan strijders die actief waren of zijn in Syrië en Irak in kaart moeten worden gebracht als preventieve maatregel en met het oog op vervolging ? Zo ja, kunt u toelichten wie wat heeft onderzocht ? Wat waren hiervan de resultaten ? Zo neen, waarom niet ?

4) Via welke weg verliepen de giften aan strijders van IS en werd ook hier gebruik gemaakt van postmandaten (zogenaamde " mandat cash ") ? Zo neen, via welke wegen werd dit geld overgemaakt ? Worden ook de tussenpersonen vervolgd ? Kunt u dit uitvoerig toelichten ?

 
Réponse reçue le 21 décembre 2018 : Antwoord ontvangen op 21 december 2018 :

1) Tout comme la France, la Belgique accorde une grande attention à la problématique du financement du terrorisme.

Tout d’abord, il convient de préciser que le financement du terrorisme est un acte de participation aux activités d’un groupe terroriste au sens de l’article 140 du Code pénal. Dans pratiquement chaque enquête concernant des faits de terrorisme, il y a un volet qui concerne le financement du terrorisme.

En outre, certains dossiers traités par le parquet fédéral concernent spécifiquement le financement du terrorisme. En effet, des enquêtes sont en cours concernant les « money collector » en vue de lutter de manière proactive contre le financement du terrorisme. Il s’agit d’enquêtes sur des personnes (par exemple membres de familles, etc.) soupçonnées d’avoir envoyé via des personnes intermédiaires opérant au Liban ou en Turquie. Schématiquement, le collecteur de fonds présent en Turquie ou au Liban reçoit de l’argent de la part de proches de la famille d’un foreign terrorist fighter (FTF) présent en Syrie ou en Irak. L’identité de ce collecteur est fournie par le combattant via internet par exemple à la personne présente en Belgique. Le collecteur de fonds se charge ensuite d’acheminer les fonds à destination du combattant en prélevant une commission au passage.

Communiquer les chiffres précis sur le nombre de prévenus et de condamnés en matière de financement du terrorisme est très difficile dès lors que celui-ci ne possède pas de chef d’inculpation spécifique. Il n’est donc pas possible de procéder à la comparaison du nombre de personnes condamnées pour financement du terrorisme ou concernées par le financement du terroriste, avec les chiffres avancés par les autorités françaises.

De manière générale, il peut être indiqué qu’en ce qui concerne les affaires ayant emporté des condamnations et étant coulées en force de chose jugée, dans plusieurs jugements et arrêts en matière de terrorisme, les tribunaux et les cours d’appel réfèrent explicitement au financement comme un acte de participation (parmi d’autres actes) aux activités d’un groupe terroriste. Il n’est pas possible de fournir le nombre exact de personnes concernées par le financement du terrorisme, mais, à titre d’exemple, on peut citer les affaires suivantes :

– arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles du 19 janvier 2007 (GICM) : le prévenu L. E. H. a participé aux activités du groupe terroriste GICM en multipliant les initiatives pour faciliter les mouvements de fonds nécessaires au financement des activités illicites du groupement. Cette affaire a également révélé que des fonds avaient été prêtés à des prévenus pour ouvrir des commerces (snack, boucheries) dont les bénéfices étaient destinés en partie au GICM. Un autre prévenu, A. O., a coordonné et multiplié les aides apportées à des membres du GICM qui se trouvaient hors du territoire belge : il a ainsi, notamment, apporté une aide financière au prévenu R. I. alors que celui-ci se trouvait en Turquie. Un autre prévenu, K. B., a financé l’exfiltration de membres présents sur zone en payant leurs billets d’avion ;

– arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles du 26 juin 2008 (AL QAEDA) : un des prévenus a prêté à son frère, présent en zone irakienne, une somme d’argent. Ce même prévenu a notamment géré les comptes d’une autre personne présente sur zone avec consigne de donner régulièrement de l’argent à l’épouse de celui-ci. Il a également envoyé de l’argent à la belle-famille de cette même personne, située à Strasbourg, pour permettre son exfiltration. Il avait également reçu comme mission de prélever de l’argent sur le compte d’une autre personne présente en Irak pour le remettre à la mère de celui-ci. Il a aussi envoyé des fonds en Turquie, qui ont été réceptionnés par combattants sur zone, et il a également financé le voyage d’autres personnes au départ de la Belgique, pour qu’ils se rendent vers la Syrie et l’Irak. Un trafic de faux documents a également été organisé pour permettre aux personnes parties sur zone de percevoir de manière indue les allocations de chômage. L’origine des fonds n’a pas pu être établie, le prévenu ayant plusieurs « investisseurs » dont il ne voulait pas révéler l’identité ;

– arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles du 1er décembre 2010 (AL QAEDA) : plusieurs prévenus se sont livrés au financement du terrorisme afin de promouvoir une forme d’islam extrémiste, de recruter des jeunes en les endoctrinant, et de faciliter leur départ notamment dans la zone pakistano-afghane. Ainsi, notamment, une prévenue était chargée de remettre des fonds aux candidats djihadistes en vue de leur départ, et un autre finançait le site internet sur lequel les individus étaient radicalisés et recrutés. Le financement des recrues allait jusqu’au paiement de leur armement ;

– arrêt de la Cour d’appel de Liège du 23 mars 2011 (AKSH) : le prévenu s’est chargé de récolter en Belgique des fonds au profit du groupe terroriste AKSH, pour l’achat de matériel militaire. Cet argent était transmis à des divisions du groupement en Albanie et en Macédoine. Les bilans financiers relatifs à ces versements ont été retrouvés lors de la perquisition au domicile du prévenu ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Bruxelles du 25 juin 2012 et arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles du 21 février 2013 (AL QAEDA) : le prévenu a pris des initiatives en vue de financer le terrorisme, et il a affirmé recevoir de l’argent d’un Cheikh du Qatar, du Bahreïn ou du Koweït à cette fin. L’enquête a permis de démontrer qu’il recevait d’importantes sommes d’argent alors que ses revenus étaient largement inférieurs et qu’il retirait une partie de ces fonds pour les remettre à des membres du groupe terroriste ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Bruxelles du 29 juillet 2015 (AL QAEDA) : le prévenu Z. avait mis à la disposition d’autres prévenus divers moyens, dont d’importantes sommes d’argent, pour financer leur départ sur zone (en Syrie). Ce même prévenu avait déjà aidé financièrement des combattants partis en Somalie. Il obtenait ces fonds notamment en incitant des jeunes de son entourage, en Belgique, à commettre des vols. Un autre prévenu, L., avait récolté divers dons qu’il affectait ensuite au financement du départ sur zone d’autres prévenus ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Bruxelles du 25 novembre 2015 (ÉTAT ISLAMIQUE) : dans cette cause, une prévenue avait vendu des objets en Belgique pour aider une autre prévenue qui souhaitait rejoindre son époux présent sur zone dans les rangs de l'État islamique ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Bruxelles du 29 janvier 2016 (ÉTAT ISLAMIQUE) : dans cette affaire, le prévenu D. a radicalisé de nombreux jeunes et les a coupés de leur entourage (en les encourageant notamment à ne plus travailler, et à ne plus respecter leur parents), pour ensuite les inciter à participer aux activités d’un groupe terroriste, en les prenant totalement en charge financièrement ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Bruxelles du 3 mai 2016 (ÉTAT ISLAMIQUE) : en l’occurrence, un prévenu avait mis à la disposition des autres une somme d’argent importante pour financer leur départ en Syrie, via la Turquie. Cet argent est devenu « l’argent du groupe » et a servi notamment à acheter du matériel dans un magasin de sport (tentes, etc.) pour vivre sur zone ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Liège du 20 janvier 2017 et arrêt de la Cour d’appel de Liège du 30 mars 2017 : dans cette affaire, le prévenu, condamné pour participation aux activités d’un groupe terroriste, avait également donné une somme importante à une jeune fille qu’il a radicalisée pour lui permettre d’également participer aux activités d’un groupe terroriste (État islamique) ;

– jugement du Tribunal correctionnel de Flandre orientale, division Dendermonde, du 26 février 2018 : dans cette affaire, des sommes importantes avaient été envoyées par des prévenus à des individus présents en Turquie au bénéfice de membres de l'État islamique présents sur zone.

2) Oui – voir réponse à la question 1).

Il peut aussi être mentionné que :

A. Collaboration avec la Cellule de traitement des informations financières (CTIF)

La circulaire commune n° 9/2005 du ministre de la Justice et du Collège des procureurs généraux constitue la base d’une approche judiciaire globale et cohérente en matière de terrorisme. Le chapitre 13 de cette circulaire précitée concerne la collaboration entre le parquet fédéral et la CTIF (Cellule de traitement des informations financières) en matière de lutte contre le financement du terrorisme.

La CTIF, en charge de la lutte contre le financement du terrorisme, publie chaque année un rapport annuel dans lequel se trouve certaines statistiques. On peut y constater que la CTIF a en 2016 dénoncé 112 dossiers pour un montant de 6,66 millions d'euros et en 2017, 164 dossiers pour un montant de 5,97 millions d'euros. Ces dossiers concernent tant des donateurs que des « money collectors ».

Il faut noter que ces dossiers concernent des dénonciations de suspicion de financement du terrorisme aux parquets et que cela n'entraîne pas automatiquement des poursuites judiciaires et / ou des condamnations. C'est à l'enquête judiciaire de démontrer si ces montants ont été utilisés – ou non – à des fins de financement du terrorisme. Dès lors au final, seulement une partie de ce montant sera considéré comme un réel financement du terrorisme.

B. Peines prévues par le Code pénal

Concernant le taux de peine que risque une personne qui participe aux activités d’un groupe terroriste en lui fournissant une aide financière, il est renvoyé à la lecture des articles 137 et suivants du Code pénal, plus particulièrement aux articles 140 et 141 qui sont reproduits ici :

Art. 140.

§ 1er. Toute personne qui participe à une activité d'un groupe terroriste, y compris par la fourniture d'informations ou de moyens matériels au groupe terroriste, ou par toute forme de financement d'une activité du groupe terroriste, en ayant eu ou en ayant dû avoir connaissance que cette participation pourrait contribuer à commettre un crime ou un délit du groupe terroriste, sera punie de la réclusion de cinq ans à dix ans et d'une amende de cent euros à cinq mille euros.

§ 2. Tout dirigeant du groupe terroriste est passible de la réclusion de quinze ans à vingt ans et d'une amende de mille euros à deux cent mille euros.

Art. 141.

Sera punie de la réclusion de cinq ans à dix ans et d'une amende de cent euros à cinq mille euros, toute personne qui fournit ou réunit, par quelque moyen que ce soit, directement ou indirectement, des moyens matériels, y compris une aide financière, avec l'intention qu'ils soient utilisés ou en sachant qu'ils seront utilisés, en tout ou en partie,

1° en vue de commettre ou de contribuer à une infraction visée aux articles 137 et 140 à 140septies ;

ou

2° par une autre personne lorsque la personne qui fournit ou réunit les moyens matériels sait que cette autre personne commet ou va commettre une infraction visée à l'article 137.

Après correctionnalisation, par l’application combinée des articles 25 et 80 du Code pénal, les suspects risquent les peines suivantes :

– pour l’article 140, § 1er, du Code pénal : emprisonnement d’un mois au moins et de cinq ans au plus ;

– pour l’article 140, § 2, du Code pénal : emprisonnement d’un an au moins et quinze ans au plus ;

– pour l’article 141 du Code pénal emprisonnement d’un mois au moins et de cinq ans au plus.

3) Il est renvoyé à ce qui a été exposé plus haut, à la question 1).

4) Des enquêtes concernant les personnes soupçonnées d’avoir fait parvenir des fonds à des personnes présentes en Irak et en Syrie sont en cours.

Le parquet fédéral ne peut communiquer ni sur les affaires au stade de l’information, ni sur les affaires en instruction, afin de ne pas compromettre les enquêtes en cours.

Il est cependant possible d’indiquer que, de manière générale, concernant les moyens d’envoi d’argent, les personnes utilisent principalement les systèmes de « money remittance » pour adresser des fonds à des collecteurs se trouvant en Turquie et au Liban (pour ce qui concerne l’envoi à destination de l’EI). Ces collecteurs acheminent ensuite les fonds à destination de l’EI.

Les monnaies virtuelles (bitcoins) et le système Hawala (système bancaire informel) font également l’objet d’une attention de la part des services partenaires.

Pour le surplus, il est renvoyé à ce qui a été exposé plus haut, à la question 2).

1) Net als Frankrijk schenkt ook België veel aandacht aan de problematiek van de financiering van terrorisme.

Eerst en vooral moet worden opgemerkt dat de financiering van terrorisme een daad is van deelneming aan de activiteiten van een terroristische groep in de zin van artikel 140 van het Strafwetboek In praktisch ieder onderzoek inzake feiten van terrorisme wordt ook onderzoek gedaan naar de financiering van terrorisme.

Bovendien hebben bepaalde dossiers die het federaal parket behandelt specifiek betrekking op de financiering van terrorisme. Zo zijn er onderzoeken aan de gang met betrekking tot de « money collectors » met het oog op de proactieve bestrijding van de financiering van terrorisme. Het gaat om onderzoeken naar personen (bijvoorbeeld familieleden, enz.) die ervan verdacht worden geld te hebben verstuurd via tussenpersonen in Libanon of Turkije. Samengevat komt het erop neer dat de « money collector » in Turkije of Libanon geld ontvangt van naaste familieleden van een foreign terrorist fighter (FTF) die zich in Syrië of in Irak bevindt. De strijder maakt de identiteit van die « money collector » via het internet kenbaar aan bijvoorbeeld een persoon in België. De « money collector » zorgt ervoor dat het geld terechtkomt bij de strijder en int daarvoor een commissie.

Het is zeer moeilijk om precieze cijfers over het aantal beklaagden en veroordeelden inzake financiering van terrorisme mee te delen omdat het geen specifieke tenlastelegging betreft. Het is dus niet mogelijk om het aantal personen die veroordeeld zijn voor financiering van terrorisme of personen die betrokken zijn bij de financiering van terrorisme te vergelijken met de cijfers van de Franse autoriteiten.

Algemeen kan worden gesteld dat, wat de zaken betreft waarin veroordelingen werden uitgesproken die in kracht van gewijsde zijn gegaan, de rechtbanken en hoven van beroep in verschillende vonnissen en arresten inzake terrorisme expliciet naar de financiering hebben verwezen als een van de daden van deelname aan de activiteiten van een terroristische groep. Er kan niet exact worden meegedeeld hoeveel personen betrokken zijn bij de financiering van terrorisme, maar als voorbeeld kunnen de volgende zaken worden vermeld :

– arrest van het hof van beroep te Brussel van 19 januari 2007 (GICM) : beklaagde L. E. H. nam deel aan de activiteiten van de terroristische groep GICM door meerdere initiatieven te nemen met het oog op het faciliteren van de noodzakelijke geldtransacties voor de financiering van de ongeoorloofde praktijken van de groep. In de zaak kwam ook aan licht dat er geld was geleend aan beklaagden om handelszaken (snackbars, slagerijen) te openen waarvan een deel van de opbrengst bestemd was voor de GICM. Een andere beklaagde, A. O., coördineerde meermaals de hulp aan leden van de GICM die zich niet op het Belgische grondgebied bevonden : het bood onder andere financiële hulp aan beklaagde R.I. toen die zich in Turkije bevond. Een andere beklaagde, K. B., financierde de exfiltratie van leden die zich in de conflictgebieden bevonden door hun vliegtuigtickets te betalen ;

– arrest van het hof van beroep te Brussel van 26 juni 2008 (AL QAEDA) : een van de beklaagden leende een som geld aan zijn broer die zich in de Iraakse conflictgebieden bevond. Dezelfde beklaagde beheerde onder andere de rekeningen van een andere persoon die zich in de conflictgebieden bevond, met als opdracht regelmatig geld te bezorgen aan de echtgenote van die persoon. Hij verstuurde ook geld naar de schoonfamilie van diezelfde persoon in Straatsburg, om zijn exfiltratie mogelijk te maken. Hij had ook de opdracht om geld af te halen van de rekening van een andere persoon die zich in Irak bevond om het aan de moeder van die persoon te bezorgen. Hij stuurde ook geld naar Turkije dat bestemd was voor strijders in de conflictgebieden en hij financierde ook de reis van andere personen om vanuit België naar Syrië en Irak te vertrekken. Er werd ook een handel in valse stukken georganiseerd opdat de naar de conflictgebieden vertrokken personen op onrechtmatige wijze werkloosheidsuitkeringen zouden kunnen ontvangen. De oorsprong van het geld kon niet worden vastgesteld omdat de beklaagde beweerde « meerdere investeerders » te hebben van wie hij de identiteit niet wilde onthullen ;

– arrest van het hof van beroep te Brussel van 1 december 2010 (AL QAEDA) : verschillende beklaagden maakten zich schuldig aan terrorismefinanciering om een extremistische vorm van de islam te promoten en om door middel van indoctrinatie jongeren te rekruteren en hun vertrek te faciliteren, inzonderheid naar de Pakistaans-Afghaanse conflictgebieden. Een beklaagde werd inzonderheid beschuldigd van het verstrekken van fondsen aan jihad-kandidaten ter financiering van hun vertrek en een andere beklaagde financierde de website via welke de betrokkenen werden geradicaliseerd en gerekruteerd. Ook de bewapening van de rekruten werd gefinancierd ;

– arrest van het hof van beroep te Luik van 23 maart 2011 (AKSh) : de beklaagde zamelde in België geld in ten voordele van de terroristische groep AKSh, voor de aankoop van militair materiaal. Dat geld werd overgemaakt aan afdelingen van de groep in Albanië en Macedonië. Tijdens de huiszoeking op het adres van de beklaagde werden uittreksels van die stortingen aangetroffen ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 25 juni 2012 en arrest van het hof van beroep te Brussel van 21 februari 2013 (AL QAEDA) : de beklaagde nam initiatieven met het oog op de financiering van terrorisme en bevestigde daarvoor geld te ontvangen van een sjeik uit Qatar, Bahrein of Koeweit. Het onderzoek maakte het mogelijk om aan te tonen dat hij grote geldsommen ontving terwijl zijn inkomsten veel lager waren en dat hij een deel van het geld bezorgde aan leden van een terroristische groep ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 29 juli 2015 (AL QAEDA) : beklaagde Z. stelde diverse middelen, waaronder grote geldsommen, ter beschikking van andere beklaagden, ter financiering van hun vertrek naar de conflictgebieden (Syrië). Dezelfde beklaagde had reeds financiële hulp geboden aan strijders die naar Somalië waren vertrokken. Hij verkreeg die financiële middelen inzonderheid door jongeren uit zijn omgeving in België aan te zetten tot het plegen van diefstallen. Een andere beklaagde, L., had diverse giften ontvangen die hij vervolgens besteedde aan de financiering van het vertrek van andere beklaagden naar de conflictgebieden ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 25 november 2015 (ISLAMITISCHE STAAT) : in deze zaak had een vrouwelijke beklaagde in België voorwerpen verkocht met het oog op het helpen van een andere vrouwelijke beklaagde die haar echtgenoot die zich in de conflictgebieden bij Islamitische Staat had aangesloten achterna wilde reizen ;

– vonnis van 29 januari 2016 van de correctionele rechtbank te Brussel (ISLAMITISCHE STAAT) : in deze zaak bewerkstelligde beklaagde D. de radicalisering van tal van jongeren, die hij van hun omgeving isoleerde (inzonderheid door hen aan te zetten niet meer te werken en hun ouders niet meer te gehoorzamen) om hen vervolgens aan te zetten om deel te nemen aan de activiteiten van een terroristische groep, waarbij hij hen financieel volledig ten laste nam ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 3 mei 2016 (ISLAMITISCHE STAAT) : in casu had een beklaagde een grote geldsom ter beschikking gesteld van de andere beklaagden om hun vertrek naar Syrië via Turkije te financieren. Dat geld is « het geld van de groep » geworden en heeft onder andere gediend om in een sportwinkel materiaal (tenten, enz.) aan te kopen om te gebruiken in de conflictgebieden ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Luik van 20 januari 2017 en arrest van het hof van beroep te Luik van 30 maart 2017 : in deze zaak had de beklaagde, die veroordeeld werd voor deelname aan de activiteiten van een terroristische groep, eveneens een grote som geld gegeven aan een jong meisje van wie hij de radicalisering bewerkstelligde opdat zij eveneens zou deelnemen aan de activiteiten van een terroristische groep (Islamitische Staat) ;

– vonnis van de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, van 26 februari 2018 : in deze zaak hadden de beklaagden grote sommen geld overgemaakt aan personen in Turkije, zulks ten gunste van leden van Islamitische Staat die zich in de conflictgebieden bevonden.

2) Ja – zie antwoord op vraag 1).

Ook het volgende kan worden vermeld :

A. Samenwerking met de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI)

Gemeenschappelijke omzendbrief nr. 9/2005 van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal vormt de basis voor een globale en coherente gerechtelijke aanpak inzake terrorisme. Hoofdstuk 13 van die omzendbrief betreft de samenwerking tussen het federaal parket en de CFI (Cel voor financiële informatieverwerking) op het stuk van de bestrijding van de financiering van terrorisme.

De CFI, die verantwoordelijk is voor de bestrijding van de financiering van terrorisme, publiceert elk jaar een jaarlijks verslag met een aantal statistieken. Er kan uit worden opgemaakt dat de CFI in 2016 112 dossiers heeft aangebracht voor een bedrag van 6,66 miljoen euro en in 2017 164 dossiers, goed voor een bedrag van 5,97 miljoen euro. Deze dossiers hebben zowel betrekking op donateurs als op « money collectors ».

Er dient te worden opgemerkt dat deze dossiers betrekking hebben op aangiften van vermoedens van financiering van terrorisme en dat dit niet automatisch leidt tot gerechtelijke vervolgingen en / of veroordelingen. Uit het gerechtelijk onderzoek moet blijken of deze bedragen al dan niet gebruikt zijn geworden voor de financiering van terrorisme. Uiteindelijk zal dus slechts een deel van dit bedrag beschouwd worden als een effectieve financiering van terrorisme.

B. Straffen waarin het Strafwetboek voorziet

Betreffende de strafmaat voor personen die deelnemen aan de activiteiten van een terroristische groep door financiële hulp te bieden, wordt verwezen naar de artikelen 137 en volgende van het Strafwetboek en in het bijzonder de artikelen 140 en 141 :

Art. 140.

§ 1. Iedere persoon die deelneemt aan enige activiteit van een terroristische groep, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij wist of moest weten dat zijn deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf door de terroristische groep, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.

§ 2. Iedere leidende persoon van een terroristische groep wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot tweehonderdduizend euro.

Art. 141.

Wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro, iedere persoon die, op enigerlei wijze, direct of indirect, materiële middelen verstrekt of inzamelt, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt,

1° om een misdrijf als bedoeld in de artikelen 137 en 140 tot 140septies te plegen of eraan bij te dragen ;

of

2° door een andere persoon wanneer de persoon die de materiële middelen verstrekt of inzamelt weet dat die andere persoon een misdrijf als bedoeld in artikel 137 pleegt of zal plegen.

Na correctionalisering, door de gecombineerde toepassing van de artikelen 25 en 80 van het Strafwetboek, kunnen de verdachten de volgende straffen krijgen :

– voor artikel 140, § 1, van het Strafwetboek : gevangenisstraf van ten minste een maand en ten hoogste vijf jaar ;

– voor artikel 140, § 2, van het Strafwetboek : gevangenisstraf van ten minste een jaar en ten hoogste vijftien jaar ;

– voor artikel 141 van het Strafwetboek : gevangenisstraf van ten minste een maand en ten hoogste vijf jaar.

3) Er wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1) supra.

4) Er lopen onderzoeken naar de personen die ervan verdacht worden geld te hebben bezorgd aan personen die zich in Irak en Syrië bevinden.

Teneinde de lopende onderzoeken niet in het gedrang te brengen, kan het federaal parket niet communiceren over de zaken die zich in de fase van het opsporingsonderzoek bevinden, noch over de zaken die zich in de fase van het gerechtelijk onderzoek bevinden.

Er kan echter op algemene wijze worden gesteld dat voornamelijk van « money remittance »-diensten gebruik wordt gemaakt om geld over te maken aan « money collectors » in Turkije en Libanon (wat de financiering van IS betreft). Die « money collectors » zorgen er op hun beurt voor dat het geld bij IS terechtkomt.

De partnerdiensten besteden ook aandacht aan de virtuele valuta (bitcoins) en het Hawala-systeem (informeel banksysteem).

Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2) supra.