SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
29 novembre 2017 29 november 2017
________________
Question écrite n° 6-1672 Schriftelijke vraag nr. 6-1672

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Comité permanent R - Caractère prédictif du service de renseignement - Nécessité d'un feed-back Vast Comité I - Voorspellend karakter van de inlichtingendienst - Behoefte aan feedback 
________________
sûreté de l'Etat
service secret
staatsveiligheid
geheime dienst
________ ________
29/11/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 28/12/2017)
31/1/2018Antwoord
29/11/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 28/12/2017)
31/1/2018Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1673 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1673
________ ________
Question n° 6-1672 du 29 novembre 2017 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1672 d.d. 29 november 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je me réfère au rapport annuel récent, particulièrement intéressant, du Comité permanent R.

« Le Comité permanent R a constaté que les deux services de renseignement fournissaient surtout des renseignements descriptifs et explicatifs, et dans une moindre mesure, des renseignements prédictifs. Les Intelligence Outlook Bulletins (IOB) de la Division I du SGRS faisaient exception à cet égard. Lorsque les autorités compétentes (judiciaires, policières et politiques) souhaitaient obtenir, de la part des services de renseignement, des scénarios et des hypothèses étayées pour initier certaines actions, les renseignements fournis par les services étaient, la plupart du temps, moins adaptés. »

Le rapport pointe un autre problème, à savoir l'existence de lacunes, comme la manière dont les services demandeurs font part de leurs souhaits et de leurs besoins, et le manque de feed-back communiqué par la suite.

En ce qui concerne le caractère transversal de cette question : l'accord de gouvernement flamand accorde une attention particulière à la prévention de la radicalisation. Il y est question de la création d'une cellule regroupant des experts de divers domaines politiques afin de détecter et de prévenir la radicalisation et d'y remédier, qui comporterait un point de contact central et travaillerait en collaboration avec d'autres autorités. C'est l'Agence flamande de l'Intérieur qui est chargée de la coordination de cette cellule. L'autorité fédérale joue un rôle clé en ce qui concerne l'approche proactive et du contrôle du respect des lois. À l'avenir, un fonctionnaire fédéral du SPF Intérieur fera également partie de cette cellule. Il s'agit dès lors d'une matière régionale transversale. Je me réfère également au plan d'action mis récemment sur pied par le gouvernement flamand en vue de prévenir les processus de radicalisation susceptibles de conduire à l'extrémisme et au terrorisme.

Je souhaite dès lors poser les questions suivantes :

1) Dans quelle mesure les services de renseignement ont-ils fourni aux autorités judiciaires, policières et politiques compétentes des renseignements « prédictifs », en l'espèce d'éventuels scénarios et des hypothèses étayées, à l'instar des Intelligence Outlook bulletins (IOB's) ? Pouvez-vous fournir des explications concrètes, et les différentes autorités ont-elles besoin de ce type de renseignements ?

2) De quelle manière tient-on compte du manque de feed-back que l'on constate parfois de la part des services demandeurs ? Cette question est importante si l'on veut, à l'avenir, fournir des informations ciblées, clôturer certains dossiers, ou non, ou les orienter dans une autre direction. Pouvez-vous fournir des explications pour les différents services ?

 

Ik verwijs naar het recente bijzonder interessante jaarverslag van het Comité I.

"Het Vast Comité I stelde vast dat beide inlichtingendiensten vooral beschrijvende en verklarende inlichtingen verschaft en minder voorspellende. De Intelligence Outlook Bulletins (IOB) van de Divisie I van de ADIV vormde hierop een uitzondering. Voor zover de bevoegde (gerechtelijke, politionele, politieke) overheden van de inlichtingendiensten mogelijke scenario's en onderbouwde hypotheses zouden willen aangereikt krijgen om op die manier bepaalde acties in gang te zetten, dan waren de door de diensten verschafte inlichtingen daarvoor doorgaans minder geschikt."

Een ander probleem is het bestaan van enkele lacunes, zoals de mate waarin de wensen of behoeftes van de afnemers van de informatie worden kenbaar gemaakt en het gebrek aan feedback achteraf.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag: in het Vlaams regeerakkoord wordt aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en eraan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. De federale overheid vervult een sleutelrol op het vlak van de proactieve aanpak en de handhaving. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de FOD Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen:

1) In hoeverre hebben de inlichtingendiensten momenteel werk gemaakt van "voorspellende" inlichtingen, in casu mogelijke scenario's en onderbouwde hypotheses voor de bevoegde (gerechtelijke, politionele en politieke) overheden naar het voorbeeld van de Intelligence Outlook bulletins (IOB's)? Kunt u dit concreet toelichten en is er hieraan behoefte vanwege de respectieve overheden?

2) Hoe wordt er tegemoetgekomen aan het gebrek aan feedback van de afnemers van de informatie in sommige gevallen? Dit is immers belangrijk om in de toekomst gerichte informatie te geven, alsook bepaalde dossiers al of niet af te sluiten of in een andere richting te sturen. Kunt u dit toelichten voor de respectieve diensten?

 
Réponse reçue le 31 janvier 2018 : Antwoord ontvangen op 31 januari 2018 :

1) Les analyses de la VSSE sont principalement de nature opérationnelle. Cela signifie qu'il s'agit d'analyses réalisées dans le cadre d’une menace concrète, directe ou indirecte contre l'un des intérêts de l’État que la VSSE est censée défendre. Ces analyses doivent soutenir les services et autorités auxquels elles sont destinées dans la prise de mesures concrètes pour empêcher cette menace. Il s’agit, dans la majorité des cas, de menaces qui, à court ou moyen terme (quelques heures à quelques mois), peuvent avoir un impact direct ou indirect et qui sont dès lors considérées comme prioritaires.

La VSSE fait actuellement l'objet d'une profonde réforme. L'un des objectifs de cette réforme est d’élargir la capacité d’analyse stratégique au sein de la VSSE, par exemple en développant des profils de fonction séparés pour l’analyse stratégique. Cela doit permettre à la VSSE de réaliser davantage d’analyses « prédictives ». En d'autres termes, des analyses à plus long terme des évolutions de certains phénomènes ou de certaines menaces. De par le nombre élevé de dossiers de menaces en cours de traitement actuellement, un accent important, mais nécessaire, est mis sur l’analyse opérationnelle.

2) La VSSE entretient des contacts structurels et réguliers avec la plupart des services demandeurs qui ont recours aux produits d'analyse de la VSSE. Ces contacts formels et informels sont également l'occasion de demander et de donner du feed-back à ces services demandeurs, voire de recevoir du feed-back de ces services, sur les produits d'analyse, et, le cas échéant, d'adapter leur fréquence, leur forme et / ou leur contenu, en fonction des besoins des services demandeurs et de la capacité d’analyse de la VSSE.

1) De analyses van de VSSE zijn vooral operationeel van aard. Dit betekent dat het gaat om analyses die opgesteld worden in het kader van een concrete, directe of indirecte dreiging tegen een van de belangen van de staat die de VSSE geacht wordt te verdedigen. Deze analyses moeten de diensten en autoriteiten die de bestemmelingen zijn van deze analyse, ondersteunen in het nemen van concrete maatregelen om deze dreiging te verhinderen. In het grootste deel van de gevallen gaat het om dreigingen die op korte of middellange termijn (gaande van enkele uren tot enkele maanden) een directe of indirecte impact kunnen hebben, en die daarom ook prioritair geacht worden.

De VSSE wordt momenteel ingrijpend hervormd. Een van de doelstellingen van deze hervorming is om de strategische analysecapaciteit binnen de VSSE uit te breiden, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van aparte functieprofielen voor strategische analyse. Dit moet de VSSE in staat stellen om meer aan « voorspellende » analyses te doen, met andere woorden, analyses van de evoluties op langere termijn van bepaalde fenomenen of dreigingen. Het grote aantal dreigingsdossiers dat momenteel behandeld wordt, zorgt voor een sterke maar noodzakelijke nadruk op operationele analyse.

2) De VSSE onderhoudt structurele en regelmatige contacten met de meeste afnemers van haar analyseproducten. Deze formele en informele contacten vormen ook een gelegenheid om bij deze afnemers feedback te vragen, te geven of te krijgen over de analyseproducten, en de frequentie, vorm en / of inhoud ervan desgevallend bij te sturen, in functie van de noden van de afnemers en van de analysecapaciteit van de VSSE.