SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
28 décembre 2016 28 december 2016
________________
Question écrite n° 6-1236 Schriftelijke vraag nr. 6-1236

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des bâtiments

aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen
________________
Traite des êtres humains - Exploitation de la mendicité - Méthodes particulières de recherche - Enquête financière systématique - Circulaire Mensenhandel - Uitbuiting bedelarij - Bijzondere opsporingsmethodes - Systematisch financieel onderzoek - Omzendbrief 
________________
traite des êtres humains
mendicité
enquête judiciaire
criminalité organisée
base de données
mensenhandel
bedelarij
gerechtelijk onderzoek
georganiseerde misdaad
gegevensbank
________ ________
28/12/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 26/1/2017)
16/2/2017Antwoord
28/12/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 26/1/2017)
16/2/2017Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1237 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1237
________ ________
Question n° 6-1236 du 28 décembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1236 d.d. 28 december 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je me réfère au Rapport annuel Traite et trafic des êtres humains 2016 du Centre fédéral Migration. D'après ce rapport, l'exploitation de la mendicité est une forme de traite des êtres humains peu abordée jusqu'ici. On ne sait pas grand-chose de la traite des êtres humains aux fins de l'exploitation de la mendicité en Belgique.

Plusieurs personnes interrogées plaident, dans le rapport, pour des méthodes de recherches plus proactives. Si l'on veut s'attaquer effectivement à la traite des êtres humains, et plus spécifiquement à l'exploitation économique par le biais de la mendicité, et surveiller les organisateurs, on doit systématiquement, avant d'intervenir, lancer une enquête financière, et si possible, une enquête sur les échanges téléphoniques pour mettre le réseau à jour. La mendicité organisée étant très mobile, et les victimes étant régulièrement déplacées dans d'autres villes et pays, les déplacements (internationaux) doivent aussi être répertoriés. Il importe également d'introduire systématiquement et de manière conséquente toutes les données dans une banque de données nationale générale (BNG), qui devra pouvoir être consultée. Les constats précis doivent être consignés dans des procès-verbaux (p.-v.) sur la base d'indicateurs concrets qui ont été convenus et doivent être stipulés dans une circulaire.

Cette question porte sur l'égalité des chances et est dès lors une compétence du Sénat conformément à l'article 79 du règlement du Sénat. Il s'agit d'une matière transversale – Communautés.

Tandis que le niveau fédéral assure les poursuites et la répression de la mendicité exercée dans le cadre de la traite des êtres humains, les Communautés s'occupent, du fait de leurs compétences en matière d'accueil, d'aide à la jeunesse et d'enseignement, de l'accueil des mineurs victimes de la traite des êtres humains, en général, et de la mendicité, en particulier.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes au ministre :

1) Pouvez-vous me dire, pour les années 2013, 2014 et 2015, dans combien de dossiers de mendicité on a effectivement réalisé une enquête financière et/ou lancé des écoutes téléphoniques ? Pouvez-vous expliquer ces chiffres ?

2) Voulez-vous charger le Collège des procureurs généraux d'examiner si une enquête financière est systématiquement lancée et, le cas échéant, si des écoutes téléphoniques sont mises en place pour mettre effectivement à jour le réseau de trafiquants d'êtres humains ? Dans la négative, pourquoi et quelles alternatives proposez-vous ? Dans l'affirmative, pouvez-vous préciser le calendrier et le contenu ?

3) Êtes-vous disposé à élaborer une circulaire pour expliquer comment consigner de façon systématique et complète les différents constats de mendicité dans des p.-v. sur la base d'indicateurs précis présentés dans cette circulaire ? Dans la négative, pourquoi et pouvez-vous préciser votre réponse ? Dans l'affirmative, pouvez-vous détailler les indicateurs, le contenu et le calendrier prévus ?

4) Reconnaissez-vous l'importance, pour les cas de mendicité, d'introduire systématiquement et de manière conséquente toutes les données dans une banque de données nationale générale (BNG), et de rendre celle-ci suffisamment accessible ? Pouvez-vous expliquer comment cela se déroule actuellement et indiquer si des améliorations sont possibles ?

 

Ik verwijs naar het onlangs vrijgegeven Jaarrapport mensenhandel en mensensmokkel 2016 vanwege het Federaal Migratiecentrumen ; ik citeer : « Uitbuiting van bedelarij in het kader van mensenhandel is een fenomeen dat weinig aan bod komt. » En verder : « Over het fenomeen mensenhandel met het oog op uitbuiting van de bedelarij in België is weinig geweten. »

Diverse respondenten pleiten in het verslag voor meer proactieve onderzoeksmethoden. Als men mensenhandel en dan meer specifiek economische uitbuiting via bedelarij effectief wil aanpakken en de organisatoren in het vizier nemen, moet men systematisch alvorens op te treden een financieel onderzoek opstarten waarbij zo nodig ook een telefoononderzoek moet worden opgestart om het netwerk bloot te leggen. Gezien georganiseerde bedelarij zeer mobiel is en de slachtoffers regelmatig in andere steden en landen worden ingezet, moeten de (internationale) reisbewegingen eveneens in kaart worden gebracht. Ook is het van belang om systematisch en consequent alle gegevens in te voeren in een algemene nationale gegevensbank (ANG). Deze moet ook kunnen worden geraadpleegd. De precieze vaststellingen moeten worden vastgelegd in processen-verbaal (pv) op basis van concrete afgesproken indicatoren die in een omzendbrief moeten worden bepaald.

Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement van de Senaat en het gaat over een transversale aangelegenheid – Gemeenschappen.

Terwijl het federale niveau instaat voor de bestraffing en vervolging van bedelarij in het kader van mensenhandel, staan de Gemeenschappen vanuit het perspectief van opvang, jeugdhulp en onderwijs in voor de opvang van de minderjarige slachtoffers van mensenhandel in het algemeen en bedelarij in het bijzonder.

Ik had dan ook volgende vragen voor de geachte minister :

1) Kunt u voor respectievelijk 2013, 2014 en 2015 meedelen in hoeveel dossiers van bedelarij er daadwerkelijk een financieel onderzoek werd verricht en / of telefoontaps werden opgestart ? Kunt u dit cijfer duiden ?

2) Wil u laten onderzoeken door het College van procureurs-generaal of er systematisch een financieel onderzoek zal worden opstarten en desgevallend ook een telefoontap om het netwerk van mensenhandelaars daadwerkelijk bloot te leggen ? Zo neen, waarom niet en welke alternatieven stelt u voor ? Zo ja, kan u toelichten wat het tijdschema en de inhoud zijn ?

3) Bent u bereid een omzendbrief op te stellen over de wijze waarop de diverse vaststellingen ingeval van bedelarij op een systematische en volledige wijze worden vastgelegd in pv's op basis van precieze indicatoren die worden afgesproken in deze omzendbrief ? Zo neen, waarom niet en kan u dit toelichten ? Zo ja, kan u toelichten wat de indicatoren, de inhoud en het tijdschema zijn ?

4) Onderschrijft u dat het belangrijk is om bij bedelarij systematisch en consequent alle gegevens in te voeren in een algemene nationale gegevensbank (ANG) en deze voldoende toegankelijk te maken ? Kan u toelichten hoe dit momenteel verloopt en of er verbeteringen mogelijk zijn ?

 
Réponse reçue le 16 février 2017 : Antwoord ontvangen op 16 februari 2017 :

L’honorable membre trouvera ci-après la réponse à ses questions : 

1-4.

Pour 2013, 2014 et 2015, il y a eu respectivement 16, 27 et 19 constats d’exploitation de la mendicité et 19, 10 et 25 constats de traite d’êtres humains – exploitation de la mendicité enregistrés dans la Banque de données nationale générale de la police intégrée (BNG).

Tout comme pour les autres délits, cette banque de données est alimentée dès qu’un procès-verbal est rédigé.  

2.

Pour information, à la fois la Note-cadre en matière de Sécurité intégrale 2016-2019 et le Plan national de Sécurité 2016-2019 reprennent le thème transversal de l’“approche orientée sur le butin”. Cela implique qu’il importe, pour chaque phénomène, d’examiner le patrimoine illégal (les gains du délit) au moment des recherches et poursuites. 

Les magistrats qui dirigent l’enquête décident, en concertation avec les enquêteurs de la police locale ou fédérale, de mener ou non une enquête financière et/ou des écoutes téléphoniques. Il revient au ministre de la Justice de répondre à la question sur le nombre d’enquêtes financières et/ou d’écoutes téléphoniques dans les dossiers d’exploitation de la mendicité. 

3.

Il en va de même pour une directive du Collège des Procureurs généraux ou une circulaire pour des méthodes ou actes systématiques d’enquête dans les enquêtes sur l’exploitation de la mendicité. Aussi, en se référant à la Note-cadre de Sécurité intégrale 2016-2019 (point 4.6.1 – mesure 9), le Collège des Procureurs généraux avait du reste élaboré en 2016 une circulaire confidentielle sur la politique de recherche et de poursuite en matière d’exploitation de la mendicité. Cette circulaire éclaire la manière de verbaliser et détaille les indicateurs précis qui peuvent révéler l’exploitation de la mendicité. Pour plus d’informations sur le sujet, je vous invite à vous adresser à mon collègue Koen Geens, ministre de la Justice.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen: 

1-4

Voor respectievelijk 2013, 2014 en 2015 waren er 16, 27 en 19 vaststellingen exploitatie van bedelarij en 19, 10 en 15 vaststellingen mensenhandel – exploitatie van de bedelarij in de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) van de geïntegreerde politie.

Net zoals voor andere misdrijven, wordt die gegevensbank gevoed zodra een proces-verbaal wordt opgesteld.

2.

Ter info, zowel in de Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019 als in het Nationaal Veiligheidsplan 2016-2019 is het transversaal thema “buitgerichte aanpak” opgenomen. Dit houdt in dat het voor elk fenomeen belangrijk is bij de opsporing en vervolging het wederrechtelijk vermogen (de winsten van het misdrijf) te onderzoeken. 

Magistraten die het onderzoek leiden beslissen in overleg met rechercheurs van lokale of federale politie over het al of niet voeren van een financieel onderzoek en/of telefoontaps. Gelieve u te richten tot de minister van Justitie om op de vraag naar het aantal financiële onderzoeken en/of telefoontaps bij dossiers exploitatie van de bedelarij te antwoorden, gezien dit tot zijn bevoegdheidsdomein behoort.  

3.

Hetzelfde geldt voor een richtlijn van het College van Procureurs-generaal of een omzendbrief voor systematische onderzoeksmethoden of –daden bij onderzoeken inzake uitbuiting van de bedelarij. Tevens verwijzend naar de Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019 (punt 4.6.1. – maatregel 9), werkte het College van Procureurs-generaal werkte overigens al in 2016 een vertrouwelijke omzendbrief uit over het vervolgings- en opsporingsbeleid inzake de exploitatie van de bedelarij. Die omzendbrief verduidelijkt de wijze van verbalisering en herneemt precieze indicatoren die kunnen wijzen op uitbuiting van de bedelarij. Voor meer informatie hierover verwijs ik u door naar mijn collega Koen Geens, minister van Justitie.