SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2015-2016 Zitting 2015-2016
________________
7 juillet 2016 7 juli 2016
________________
Question écrite n° 6-1002 Schriftelijke vraag nr. 6-1002

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Prédicateurs de haine - Chiffres - Lutte - Condamnation - Retrait de visa - Liste européenne Haatpredikers - Cijfers - Strijd - Veroordeling - Intrekken visa - Europese lijst 
________________
extrémisme
intégrisme religieux
admission des étrangers
radicalisation
extremisme
religieus conservatisme
toelating van vreemdelingen
radicalisering
________ ________
7/7/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/8/2016)
24/11/2016Rappel
27/6/2017Rappel
31/7/2017Antwoord
7/7/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/8/2016)
24/11/2016Rappel
27/6/2017Rappel
31/7/2017Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1000
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1001
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1000
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1001
________ ________
Question n° 6-1002 du 7 juillet 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1002 d.d. 7 juli 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Quant au caractère transversal: les différents gouvernements et maillons de la chaîne de sécurité se sont accordés sur les phénomènes qui doivent être traités en priorité au cours des quatre prochaines années. Ceux-ci sont définis dans la note-cadre drelative à la sécurité intégrale et dans le Plan national de sécurité pour la période 2016-2019 et ont fait l'objet d'un débat lors d'une conférence interministérielle à laquelle les acteurs de la police et de la justice ont également participé. La lutte contre le terrorisme et la radicalisation est une des grandes priorités. Cette question relative à la lutte contre la radicalisation concerne une compétence régionale transversale. Ainsi, le ministre flamand des Affaires intérieures, de la Politique des Villes et de l'Intégration civique coordonne la lutte contre la radicalisation en Flandre.

Il ressort d'une enquête de la police néerlandaise que dans tous les groupes jihadistes analysés aux Pays-Bas, il y a des personnes qui ont le pouvoir de convertir d'autres à une variante salafiste, politique, de l'islam (Poot, Sonneschein, 2009).

Si nous voulons vraiment nous attaquer à la radicalisation, cela passera précisément par une politique ferme vis-à-vis de ces « prédicateurs ». Outre le fait d'investir dans des imams issus de Belgique et dans une formation des imams, le niveau fédéral doit mener une politique proactive. De plus, dans le cas de prédicateurs controversés, soumis à l'obligation de visa et qui constituent une menace pour l'ordre national ou la sécurité nationale, l'autorité peut refuser de délivrer de visa ou le retirer.

J'aimerais dès lors obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Ces trois dernières années, combien de ces prêcheurs de haine ont-ils été poursuivis pour incitation à la haine et infraction à la législation réprimant le racisme et la discrimination ? Combien d'entre eux ont-ils effectivement été condamnés ? Pouvez-vous commenter ces chiffres et indiquer comment le respect de la loi et les poursuites peuvent être renforcés ?

2) Ces trois dernières années, combien de fois un visa a-t-il été refusé à des prédicateurs de haine parce qu'ils constituaient une menace pour l'ordre public et/ou la sécurité nationale ? De nouvelles initiatives sont-elles prises pour renforcer le screening ?

3) Qui est responsable du signalement de prédicateurs radicaux qui veulent donner des conférences dans notre pays au départ de l'étranger ? Pouvez-vous expliquer votre réponse ?

4) En quoi consiste le processus d'octroi des visas ? Avant d'octroyer un visa ou après l'avoir délivré, effectue-t-on des vérifications au niveau du Système d'information Schengen (SIS) ? Les services de la Sûreté de l'État sont-ils systématiquement consultés ou non ? Dans la négative, quand le sont-ils et quand ne le sont-ils pas ?

 

Transversaal karakter van de vraag : de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het fenomeen van de strijd tegen het terrorisme en de radicalisering is één van de grote prioriteiten. Deze vraag betreft een transversale gewestaangelegenheid over de strijd tegen radicalisering. Zo coördineert in Vlaanderen de minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid en Inburgering de strijd tegen radicalisering.

Uit onderzoek van de Nederlandse politie komt naar voor dat zonder uitzondering in alle onderzochte jihadistische groepen in Nederland personen functioneren die het vermogen hebben « anderen te bekeren tot een salafistische, politieke variant van de Islam (Poot, Sonnenschein, 2009) ».

Indien we radicalisering daadwerkelijk willen aanpakken is het net door een kordaat handhavingsbeleid jegens deze « predikers ». Naast het investeren in imams van eigen bodem en een eigen imamopleiding, moet wat het federale niveau betreft een aanklampend beleid worden gevoerd. Tevens kan de overheid in het geval van omstreden predikers die visumplichtig zijn en een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid visa niet uitvaardigen of intrekken.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen :

1) Kan u meedelen hoeveel haatpredikers in vervolging werden gesteld voor het aanzetten tot haat en het overtreden van de antiracismewetgeving en de antidiscriminatie wetgeving, en dit respectievelijk voor de laatste drie jaar ? Hoeveel er daadwerkelijk werden veroordeeld ? Kan u deze cijfers duiden en aangeven hoe de handhaving en de daadwerkelijke vervolging kan worden opgedreven ?

2) Kan u meedelen hoeveel maal en dit respectievelijk de laatste drie jaar een visum werd geweigerd aan haatpredikers gezien zij een bedreiging vormen voor de openbare orde en / of de nationale veiligheid ? Worden hier nieuwe initiatieven genomen om de screening verder aan te scherpen ?

3) Kan u aangeven wie verantwoordelijk is voor het signaleren van radicale predikers die vanuit het buitenland lezingen in ons land willen geven ? Kan u gedetailleerd toelichten ?

4) Hoe ziet het proces van visumverlening eruit ? Wordt er gecheckt bij de Schengen Information System (SIS) voordat een visum verleend wordt of nadat een visum verleend wordt ? Worden de diensten van de Veiligheid van de Staat systematisch geconsulteerd of niet ? Zo neen, wanneer wel en wanneer niet ?

 
Réponse reçue le 31 juillet 2017 : Antwoord ontvangen op 31 juli 2017 :

1) La banque de données du Collège des procureurs généraux ne permet pas de distinguer les personnes visées dans la question.

2) & 4) Il est renvoyé à la réponse donnée par le ministre de l’Intérieur à la question parlementaire n° 6-1000, également posée par l’honorable sénateur.

3) Une circulaire visant l’optimalisation du suivi des prédicateurs de haine dans le cadre existant du Plan R est en vigueur depuis le 1er août 2016. Lorsqu’un prédicateur radical souhaite venir en Belgique, plusieurs services, dont la Sûreté de l'État, ont la compétence pour le signaler. La nouvelle circulaire prévoit une approche concertée pour empêcher une telle venue dans tout la mesure du possible.

1) De gegevensbank van het College van procureurs-generaal laat het niet toe om een onderscheid te maken in functie van de in de vraag bedoelde personen.

2) & 4) Er wordt verwezen naar het door de minister van Binnenlandse Zaken gegeven antwoord op parlementaire vraag nr. 6-1000, eveneens gesteld door de geachte senator.

3) Sinds 1 augustus 2016 is er een omzendbrief van kracht die de opvolging van haatpredikers verder wil optimaliseren binnen de bestaande krijtlijnen van het Plan R. Wanneer een radicale prediker naar België wenst te komen, hebben meerdere diensten de signaalbevoegdheid, waaronder de Veiligheid van de Staat. De nieuwe omzendbrief voorziet in een geconcerteerde aanpak om dergelijke komst waar mogelijk te verhinderen.