SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
2 octobre 2013 2 oktober 2013
________________
Question écrite n° 5-9975 Schriftelijke vraag nr. 5-9975

de Louis Ide (N-VA)

van Louis Ide (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Médicaments - Notion de « médicament bon marché » - Notion de « médicament le moins cher » - Prescription Geneesmiddelen - Begrip "goedkoop geneesmiddel" - Begrip "goedkoopste geneesmiddel" - Voorschrift 
________________
médicament
coût de la santé
statistique de la santé
prix réduit
geneesmiddel
kosten voor gezondheidszorg
gezondheidsstatistiek
gereduceerde prijs
________ ________
2/10/2013Verzending vraag
11/2/2014Herkwalificatie
26/3/2014Antwoord
2/10/2013Verzending vraag
11/2/2014Herkwalificatie
26/3/2014Antwoord
________ ________
Requalifiée en : demande d'explications 5-4766 Requalifiée en : demande d'explications 5-4766
________ ________
Question n° 5-9975 du 2 octobre 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9975 d.d. 2 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La législation Inami utilise différentes notions dans le cadre de la politique des médicaments. Ainsi les médecins doivent-ils prescrire un pourcentage déterminé de médicaments bon marché et les pharmaciens délivrer dans certains cas le médicament le moins cher.

Je ne perçois pas bien la différence entre ces deux notions. C'est pourquoi je souhaiterais obtenir une définition précise tant du concept de « médicament bon marché » que de celui de « médicament le moins cher ».

À cette différence de terminologie s'ajoute une différence de prix entre ces divers médicaments, raison pour laquelle j'aimerais aussi obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) Quel est le pourcentage de médicaments bon marché (sur la base du nombre total de Defined Daily Doses ou DDD prescrites) prescrits respectivement par les médecins généralistes, les dentistes et les médecins spécialistes (avec ventilation par spécialité pour ce dernier groupe) au cours des années 2008, 2009, 2010, 2011 et 2012 ?

2) Quel est le pourcentage de médicaments les moins chers (sur la base du nombre total de DDD prescrites) prescrits respectivement par les médecins généralistes, les dentistes et les médecins spécialistes (avec ventilation par spécialité pour ce dernier groupe) au cours des années 2008, 2009, 2010, 2011 et 2012 ?

 

In de RIZIV-wetgeving worden in het kader van het geneesmiddelenbeleid verschillende begrippen gebruikt. Zo dienen artsen een bepaald percentage aan goedkope geneesmiddelen voor te schrijven en dienen apothekers in sommige gevallen het goedkoopste geneesmiddel af te leveren.

Het verschil tussen beide begrippen is mij niet geheel duidelijk. Daarom had ik graag een exacte definitie gekregen van zowel het begrip "goedkoop geneesmiddel" als van het begrip "goedkoopste geneesmiddel".

Naast dit verschil in terminologie is er ook nog een verschil in prijs tussen deze verschillende geneesmiddelen. Daarom had ik ook graag een antwoord gekregen op volgende vragen:

1) Wat is het percentage aan goedkope geneesmiddelen (op basis van het totaal aantal voorgeschreven Defined Daily Dose of DDD) dat wordt voorgeschreven door respectievelijk huisartsen, tandartsen en geneesheren-specialist (deze laatste groep uitgesplitst per specialisme) voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012?

2) Wat is het percentage aan goedkoopste geneesmiddelen (op basis van het totaal aantal voorgeschreven DDD) dat wordt voorgeschreven door respectievelijk huisartsen, tandartsen en geneesheren-specialist (deze laatste groep uitgesplitst per specialisme) voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012?

 
Réponse reçue le 26 mars 2014 : Antwoord ontvangen op 26 maart 2014 :

1) Sous l’appellation « Prescription bon marché » on comprend une prescription d’un générique, d’une « copie » ou d’une spécialité de référence sans « supplément » à charge du patient (le producteur a diminué son prix), une prescription sous DCI (Dénomination Commune Internationale), ou une prescription d’un « bio-similaire ».  

La part des spécialités bon marché dans le total des spécialités pharmaceutiques délivrées (mesurée en defined daily dose - DDD) a augmenté durant la période 2008 – 2012, de 40,8% en 2008 à 53,2% en 2012.  

Le tableau 1 présente, par catégorie de prescripteur, la part dans l’usage (exprimé en nombre de prescriptions) des « médicaments bon marché » de même que le nombre des médicaments « chers » pour la période 2004 – 2012, calculés sur base de Pharmanet (spécialités délivrées en officine publique et remboursées par l’Institut national d’assurance maladie-invalidité (INAMI)). 

2) Depuis le 1er avril 2012, le pharmacien doit, en cas de prescription sous DCI, délivrer un médicament appartenant au groupe des médicaments « les moins chers ». Le concept “le moins cher” porte ici sur la comparaison du coût par unité au sein d’un groupe de médicaments ayant un principe actif identique (molécule) (ou une combinaison de principes actifs), de même dosage et de même taille de conditionnement. Une marge de 5 % est ajoutée au médicament le moins cher. Et chaque groupe contient au minimum trois médicaments différentes. Si la marge de 5% est insuffisante pour contenir trois médicaments, l’INAMI l’étend afin de toujours inclure 3 médicaments. 

La part des conditionnements « les moins chers” dans le total des spécialités pharmaceutiques « moins chères » délivrées (mesurée en DDD) s’élevait à 79,6% en 2012, mesurée à partir de l’entrée en vigueur de la mesure en avril 2012. 

Le tableau 2 présente, par catégorie de prescripteur, la part dans l’usage des « moins chers » (exprimé en DDD) des conditionnements « les moins chers » de même que le nombre de DDD des conditionnements qui ne sont pas « les moins chers » pour la période avril 2012 – décembre 2012, calculés sur base de Pharmanet (spécialités délivrées en officine publique et remboursées par l’INAMI).

Les données demandées par l'honorable membre lui ont été transmises directement. Étant donné leur nature, elles ne sont pas publiées, mais elles peuvent être consultées au greffe du Sénat.

1) Onder “goedkoop voorschrijven” verstaat men: een voorschrift van een generiek, een “kopie” geneesmiddel of een referentiespecialiteit zonder “supplement” ten laste van de patiënt (de producent heeft zijn prijs verlaagd), een voorschrift op stofnaam (VOS) of een voorschrift van een biosimilar.  

Het aandeel goedkoop voorgeschreven verpakkingen in het aantal afgeleverde verpakkingen van farmaceutische specialiteiten (in defined daily dose - DDD gemeten) nam in de periode 2008 - 2012 toe van 40,8% in 2008 tot 53,2% in 2012.  

Tabel 1 geeft, per categorie van voorschrijver, het aantal en aandeel in verbruik (uitgedrukt in DDD) weer van de “goedkope geneesmiddelen” alsook het aantal van de “dure geneesmiddelen”, voor de periode 2008 – 2012, zoals men ze in Farmanet terugvindt (specialiteiten afgeleverd in apotheken opengesteld voor het publiek en terugbetaald door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV)).  

2) Sinds 1 april 2012 moet de apotheker bij een VOS een geneesmiddel binnen de groep van de “goedkoopste” geneesmiddelen afleveren. Het begrip “goedkoopste” slaat hier op de vergelijking van de kostprijs per eenheid binnen een groepering van geneesmiddelen met een identiek werkzaam bestanddeel (stofnaam) (of combinatie van werkzame bestanddelen), identieke sterkte en identieke verpakkingsgrootte. Een marge van 5% wordt toegevoegd aan het minst dure medicament. En elke groep bevat ten minste drie verschillende medicamenten. Indien de marge van 5% onvoldoende is om drie medicamenten te omvatten, breidt het RIZIV deze uit teneinde steeds drie medicamenten te bevatten. 

Het aandeel “goedkoopste” verpakkingen in het aantal afgeleverde “goedkope” farmaceutische specialiteiten (in DDD gemeten) bedroeg 79,6% voor 2012, gemeten vanaf het in werking treden van de maatregel in april 2012. 

Tabel 2 geeft, per categorie van voorschrijver, het aantal en aandeel in verbruik van “goedkope” (uitgedrukt in DDD) weer van de “goedkoopste” verpakkingen alsook het aantal DDD van de “minst goedkope” verpakkingen, voor de periode april 2012 – december 2012, zoals men ze in Farmanet terugvindt (specialiteiten afgeleverd in apotheken opengesteld voor het publiek en terugbetaald door het RIZIV).

De door het geachte lid gevraagde gegevens werden haar rechtstreeks meegedeeld. Gelet op de aard ervan worden zij niet gepubliceerd, maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Senaat.